In de voormiddag werden de koninginnenteelttechnieken van het Bijeninstituut van Mayen en van Celle uit de doeken gedaan. De verantwoordelijke imkers gaven elk een overzicht van het strakke tijdsschema waarmee ze tijdens het bijenseizoen hun koninginnen kweken. Daarbij werden ook details gegeven over de gebruikte bevruchtingskooitjes, het bijvoederen, het afvangen van jonge bijen, de keuze van het pleegvolk… Zaken die ook bij onze koninginnentelers bekend zijn.
D. Ottersbach, verantwoordelijk imker van het bevruchtingseiland Norderney, gaf in zijn lezing een overzicht van de dingen waarop imkers moeten letten wanneer ze EWK’s (Einwabenkasten) klaarmaken om naar een bevruchtingseiland te brengen. Goede bevruchtingsresultaten hangen immers voornamelijk af van goed verzorgde koninginnen in een perfect EWK’tje. In veel mindere mate van de omstandigheden op het eiland zelf. Enkele belangrijke zaken:
- het is van groot belang voldoende jonge bijen per EWK te voorzien: 200 ml bijen, vrij van darren
- voldoende voedsel moet aanwezig zijn. En dit van goeie kwaliteit, zodat er geen bijen in blijven plakken
- om opdrogen van het voeder te voorkomen kan dit worden ingepakt in bakpapier, of het voedercompartiment worden ingewreven met bijenwas
- echt glas dient gebruikt te worden voor de zijkanten, zeker geen plexiglas
- de EWK’s dienen per 6 in een transportkist te worden geplaats. De transportkisten met 7 EWK’s zullen in de toekomst niet meer toegelaten worden. Dit heeft te maken met de stapeling op de paletten waarmee ze de oversteek maken.
In het voorjaar zal er een Newsflash rondgestuurd worden om de goede imkerpraktijken aangaande EWK’s en transport naar de eilanden nog eens uit de doeken te doen.
Prof. dr. K. Bienenfeld gaf verslag van een onderzoek naar de ontwikkeling van eitjes en larven in correlatie met de ouderdom van de koningin. De honingopbrengst daalt met het ouder worden van de koningin in een kast (van 26,5 naar 24 kg over een periode van 2 jaar). Mogelijke oorzaken hiervan zijn een dalende eigrootte en een verhoogde embryo-sterfte met het ouder worden van de koningin. Behalve de verminderde eigrootte en embryonale sterfte heeft ook de afname aan vitaliteit van het sperma in de spermateca een negatieve invloed op de ontwikkeling van de eitjes.
In een tweede onderzoek, lopende bij prof. dr. K. Bienenfeld, wordt gezocht naar merkergenen die verantwoordelijk zijn voor het varroa-hygiënisch gedrag van de bijen. Het genoom van de honingbij is volledig gekend. In de DNA-streng komen zogeheten SNP’s (Single Nucleotide Polymorphisms; snips) voor. Dit zijn plaatsen waar verschillende nucleotiden kunnen aanwezig zijn en er binnen een bijenpopulatie dus variatie kan optreden. Met het GeSeBi-project (Genomischen Selektion bei der Honingbiene) tracht prof. Bienenfeld te achterhalen of één of meerdere van deze SNP’s kunnen gelinkt worden aan bijen met varroa-hygiënisch gedrag. Indien zo’n SNP kan worden bepaald is het mogelijk om met DNA-analyses de selectie binnen de bijenteelt enorm vooruit te helpen. Dit maakt immers mogelijk om van het eerste darreneitje dat een koningin legt al te gaan bepalen of deze tolerantie tegen de varroa-mijt in zich heeft en of hier dus verder mee geteeld dient te worden.
Om het DNA van de koningin te bepalen zou het logisch zijn een deel van het lijf op te offeren voor analyse. Het is echter niet mogelijk om dit op een niet-lethale manier te doen, want bij analyse van de vleugels bijvoorbeeld wordt een te gefragmenteerd en onvolledig beeld bekomen. Het is wel mogelijk om voldoende DNA-materiaal te recupereren uit net uitgelopen koninginnen. Een andere optie is het bepalen van het DNA van de koningin aan de hand van 80 tot 100 darreneitjes.
Prof. Bienenfeld wil de komende twee jaar van 3500 volken darreneitjes verzamelen teneinde de SNP’s te bepalen die bruikbaar zijn voor verdere selectie. Gelijktijdig zal ook deze techniek op punt gezet worden zodat hopelijk vanaf 2019 de DNA-analyse als routine selectie-maatregel zal worden toegepast in het Duitse kweekprogramma voor honingbijen.
De dag werd afgesloten door een uiteenzetting van dr. R. Buchler van het Bieneninstitut Kirchhain. Hij gaf toelichting bij het onderzoek dat zij uitvoeren over de selectie naar VSH-bijen. Bijen met Varroa Sensitieve Hygiëne die door hun poetsgedrag de varroa-mijt zelf onder controle kunnen houden. Door het openen van geïnfecteerde cellen en het hersluiten ervan kunnen bijen de reproductie van de varroa-mijt in een cel zeer sterk gaan reduceren.
Het is duidelijk dat alle selectie zich nu toespitst op varroa tolerante bijen. En het lijkt er op dat in de nabije toekomst doorbraken op dit vlak zullen gerealiseerd worden!