Menu

Platform voor samenwerking

Honeybee Valley wil het probleem van de bijensterfte aanpakken door samenwerking met diverse partners

Wintersterfte in relatie tot varroabestrijdingstechnieken: resultaten van een enquête onder imkers

Nf Figuur1

Net als in België wordt ook in Luxemburg elk voorjaar een enquête gehouden onder de imkers. De vragen zijn zeer gelijkaardig aan de vragen in de COLOSS-enquête en hebben als doel de wintersterfte in kaart te brengen en oorzaken ervan te achterhalen. Een wetenschappelijk artikel  is net verschenen en in deze Newsflash leest u de conclusies van het onderzoek.

Figuur 1: Grafische voorstelling van het aantal bijenstanden die bepaalde varroabestrijdingstechnieken ondergingen. De linkerkolom geeft de bijenstanden weer die nauwelijks wintersterfte (0,0 ± 2,6%) hadden in de periode 2010-2015. De rechterkolom geeft de bijenstanden met een wintersterfte van 23,6 ± 3,8% weer.

Referentie artikel: Beyer, M.; Junk, J.; Eickermann, M.; Clermont, A.; Kraus, F.; Georges, C.; Reichart, A. & Hoffmann, L. Winter honey bee colony losses, Varroa destructor control strategies, and the role of weather conditions: Results from a survey among beekeepers. Research in Veterinary Science, 2018, 118, 52 - 60

De onderzoekers van het LIST (Luxembourg Institute of Science and Technology) hebben het verband bestudeerd tussen de manier waarop de varroamijt bestreden wordt en de wintersterfte. Dit op basis van de antwoorden op de enquêtes over de wintersterfte van 2010/11 tot en met 2014/15. 

Luxemburg heeft een gematigd klimaat met een neiging naar koud en vochtig weer. De gemiddelde temperatuur gaat van 0°C in januari tot 18°C in juli, met een jaargemiddelde van 9°C. De gemiddelde jaarlijkse neerslag bedraagt 830 mm en valt vrij homogeen verspreid doorheen het jaar. Dit is zeer vergelijkbaar met de weersomstandigheden in België. 

Na validatie van de enquête-resultaten konden de gegevens van 705 bijenstanden, beheerd door 323 imkers, gebruikt worden in deze studie. De gemiddelde ervaring als imker betrof 15 jaar en het bijenhouden is in zeer grote mate stationair, met een gemiddelde van 8 volken per stand. De wintersterfte bedroeg voor Luxemburg 17%, 22%, 24%, 13% en 26% voor de winters 2010/11, 2011/12, 2012/13, 2013/14 en 2014/15 respectievelijk.

Voor de analyse werden de bijenstanden onderverdeeld in groepen met gelijkaardige varroabestrijdingstechnieken. Per groep werd de gemiddelde bijensterfte berekend. Dit laat toe om na te gaan of er tussen groepen met grote verschillen in wintersterfte ook grote verschillen zitten in de bestrijding van varroa.

Een eerste groep met een wintersterfte van 0,0 ± 2,6% over de periode 2010-2015 betrof bijenvolken die behandeld zijn met 85% mierenzuuroplossing (MZ 85%) tussen juli en oktober. Geen enkel van deze volken was behandeld met mierenzuuroplossing 60% (MZ 60%). Bijna alle volken uit deze groep werden bedruppeld met oxaalzuur in december en darrenbroed werd verwijderd van april tot en met juli (zie figuur bovenaan).

Een tweede groep met een hoge wintersterfte van 23,6 ± 3,8% betrof veel bijenvolken die met MZ 60% werden behandeld tussen juli en oktober. Slechts enkele met MZ 85% of Thymovar. Darrenbroed werd verwijderd van april tot september (zie figuur bovenaan).

De onderzoeksgroep heeft verdere onderverdeling gemaakt in groepen met een verschillende wintersterfte. In de tabel hieronder vind je per groep de bestrijdingstechnieken die werden toegepast.

Conclusies

De analyse toont aan dat een lage wintersterfte samenhangt met een goede combinatie van een efficiënte zomer- en winterbehandeling. Efficiënte zomerbehandelingen blijken een 85% mierenzuuroplossing in augustus, Apilife in juli of Apivar tussen juli en september. Dit in combinatie met een oxaalzuurbehandeling in de winter resulteert in lage wintersterfte. Een oxaalzuurbehandeling in de winter in combinatie met een niet-effectieve zomerbehandeling kan er niet voor zorgen dat de wintersterfte onder de 30% zakt. 

Het gebruik van een 60% mierenzuuroplossing als zomerbehandeling kan niet gelinkt worden met een lage wintersterfte. Veel van de bijenstanden waar 60% MZ gebruikt worden, komen zelfs in de groep met hoge bijensterfte voor. Het gebruik hiervan dient dan ook in vraag gesteld te worden. 

Uit figuur 1 en de tabel kan je een geschikt behandelingsschema destilleren. Voor meer details over de toegelaten middelen in Vlaanderen en advies over het moment van behandelen verwijzen we graag naar het Varroabestrijdingsadvies van het FAVV.   

Binnenkort zal ook de COLOSS-vragenlijst weer online gezet worden. En we willen nu reeds oproepen hieraan deel te nemen. Het artikel uit Luxemburg toont aan dat er na een aantal jaren duidelijke conclusies getrokken kunnen worden, waar uiteindelijk de imker en de bijen beter van worden. Zodra de enquête toegankelijk is, wordt een nieuwe Newsflash rondgestuurd!

Fotodonatie

Doneren

Zoeken

Doorzoek onze website

Archieven

Newsflash archief

Nieuws archief