Menu

Platform voor samenwerking

Honeybee Valley wil het probleem van de bijensterfte aanpakken door samenwerking met diverse partners

Verslag congres Duitse bijenonderzoekers

Groepsfoto Dag2019

Naar goede gewoonte vond eind maart de “Deutsche Arbeitsgemeinschaft der Institute für Bienenforschung” plaats. Ditmaal was de Universiteit van Frankfurt de locatie waar onderzoekers van de diverse Duitse bijeninstituten hun bevindingen van de afgelopen jaren aan elkaar kwamen voorstellen. Prof. Dirk de Graaf en Dries Laget waren hierop aanwezig en brengen graag verslag uit van een aantal bevindingen die ook voor de Vlaamse imkers interessant kunnen zijn.

Sessie 1: Ecologie, wilde bijen, bestuiving en bijenproducten

Heidegebieden zijn in Duitsland al honderden jaren plekken waar imkers graag naar toe trekken om heidehoning te oogsten. In het verleden zijn enkele publicaties verschenen die echter een concurrentie tussen honingbijen en solitaire bijen (meer bepaald Colletes succinctus, Andrena fucipes en Epeolus cruciger) trachtten aan te tonen. Volgens Otto Boecking van Celle waren deze onderzoekingen niet voldoende onderbouwd om weldegelijk concurrentie te kunnen aantonen. Het advies dat hij gaf was dan ook om niet radicaal, maar wel voorzichtig op te treden. In grote gebieden zou aan zonering kunnen gedaan worden, waarbij een deel voor de honingbijen wordt voorzien en er een zone gevrijwaard blijft, waardoor solitaire bijen alle kansen krijgen. In kleine heidegebieden raadt hij aan om geen honingbijen toe te laten. 

Victoria Seeburger (Hohenheim) bracht haar studie over ‘Cementhoning’. Hiermee bedoelt ze honingdauw. De aanwezigheid van melezitose in deze honing, zorgt ervoor dat de honing snel uitkristalliseert, maar heeft ook een negatief effect op de levensduur van bijen. Uit overlevingsproeven blijkt immers dat bijen die honingdauw-honing kregen significant sneller dood gingen  dan de controlegroep die gewone honing kreeg. Bij analyse bleek dat de bijen die als laatste nog in leven waren in de kooitjes die melezitose-honing kregen een aangepaste darmflora hadden. Zij hadden tot 90% proteobacteriën in hun darmen terwijl dit in de controlegroep maximaal 50% was. Naast de darmflora die zich aanpast, zou het ook kunnen dat de bijen meer broed aanmaken om te compenseren voor de korter levende bijen.

Onderzoek naar de transfer van acariciden in de verschillende ‘matrici’ in een bijenkast werd gepresenteerd door Lara Lindermann (Braunschweig) (zie slides van presentatie hieronder). In 25 stalen van waswafels werden 38 vreemde chemische stoffen aangetroffen, waarvan 9 synthetische acariciden. Ze heeft onderzocht of deze acariciden verder migreren naar de honing, bijenbroed, larven… Dit werd gedaan door zelf waswafels te maken met gekende concentraties aan acariciden. Deze werden in contact gebracht met honing, nectar, bijenbrood, koninginnenbrij en larvenbrij. En dit voor een periode die ook in een volk zou voorkomen. Vervolgens werden de verschillende substanties geanalyseerd. Tau-fluvalinaat, coumaphos en propargite bleken effectief te migreren naar bijenbrood, koninginnenbrij, werksterbrij en in mindere mate naar honing en nectar.

Sessie 2: Physiologie en Verhalten

Dsc 3024

Signalen die met encephalografie te bestuderen zijn in een bijenvolk.

Het electro-encephalogram wordt bij mensen gebruikt om de hersenactiviteit te registreren. Deze techniek is door Randolf Menzel (Berlijn) toegepast op bijenvolken om te speuren naar communicatie door bijen op basis van electrostatische verschillen. Er was reeds aangetoond dat bijen in de vlucht zich electrostatisch opladen en dat bijen in het volk dit ook kunnen waarnemen. Zowel de antennen als de haren op het lichaam zijn gevoelig voor electrostatische spanning. Nu gaf Randolf Menzel aan dat de bijendans ook door electrostatische metingen kan gelezen worden.




Dsc 3028

Overzicht van de bijensoorten die in Indië voorkomen. Waarbij duur van het waggelen in de bijendans wordt uitgezet tov. de voedselafstand. Het verschil in ‘stijlheid’ van de lijnen wordt als dialecten van de bijendans bekeken.

Vanuit Würzburg wordt heel wat onderzoek verricht in samenwerking met het National Centre for Biological Sciences van Indië. In Indië leven meerdere soorten bijen. En niet alleen mensen hebben dialecten, maar ook de bijen. Er zitten regionale verschillen op de bijendans. Dit wordt duidelijk als je het afstandssignaal van de dans (het waggelen) uitzet ten opzichte van de afstand tot de voedselbron. De verschillen in hellingsgraad worden als dialecten beschouwd. Voor de bijensoorten in Indië werd een relatie gevonden tussen de gemiddelde afstand waarbinnen de soort fourageert en de hellingsgraad van het dialect. Steile dialecten geven de bijen de kans om nauwkeuriger afstanden weer te geven binnen een kortere range. Terwijl met een minder steil dialect de bijen langere afstanden goed kunnen aangeven. In deze studie heeft A. cerana de kortste fourageerrange en het steilste dialect. A. dorsata heeft de grootste fourageerrange en het minst steile dialect. 

Alina Gombert (Braunschweig) heeft afgelopen jaar een nieuw type bijenteller getest. Voor heel wat onderzoek is het interessant exact te weten hoeveel bijen er uit de kast vertrekken en hoeveel er weerkeren. Bijvoorbeeld om de impact van pesticiden op bijen te bestuderen. Het ‘Beecheck’-systeem bestaat uit 24 tunnels waar de bijen doorheen moeten. Over de hele lengte zitten sensoren die de ‘capaciteit’ (een elektrische eigenschap in de zin van vermogen tot opslaan van elektrische lading) meten. Een computerprogramma interpreteert vervolgens de gemeten data en kan onderscheid maken tussen inkomende bijen, vertrekkende bijen, bijen die op hun stappen terugkeren, botsende bijen in de tunnel …

Sessie 3: Genetica en veredeling

De gecontroleerde aanparing van koninginnen op eilanden vraagt een grote logistieke organisatie voor imkers en bijeninstituten. Daarom heeft Manuel Plate (Hohen Neuendorf) via een computermodel berekend hoe efficiënt het selectiewerk verloopt indien er met standbevruchting wordt gewerkt. Afhankelijk van het scenario is er een terugval van 47 tot 99% in genetische progressie indien met standbevruchting wordt gewerkt. De negatieve impact is het grootst wanneer met een kleine populatie wordt gekweekt die omgeven is door een grote hoeveelheid bijen in de omgeving. Het model toonde omgekeerd ook aan dat selectie op één bijenstand een grote impact heeft op de darren en koninginnen in de omgeving. Manuel Plate raadde aan om, indien de omgevingspopulatie een te grote invloed heeft, met gecontroleerde aanparing te werken, bijvoorbeeld door Moonlight Mating. Dit is een techniek waarbij darren en koninginnen later op de dag worden vrijgelaten, waardoor nauwelijks paring met vreemde darren zal plaatsvinden.

Sessie 4: Bijenpathologie

Dsc 8739

Bij applicatie van LiCl via voederdeeg of siroop treedt broedsterfte op na 17 dagen.

Op de DAG van 2018 werd de ontdekking van Lithiumzout als bestrijdingsmiddel van de varroamijt voorgesteld (zie NF). Natuurlijk was het dit jaar uitkijken naar de vorderingen die de groep van Peter Rosenkranz en Bettina Siegelmann gemaakt zouden hebben. Blijkt dat er toch heel wat nevenwerkingen zijn. De werkzaamheid werd nogmaals bewezen: bij het voeden van bijen met suikerdeeg waarin LiCl in concentraties van 25 mM of 50 mM werd gemengd, werden bijna 100% van de mijten gedood. Maar bij dergelijke concentraties ging ook 100% van de bijenlarven dood. Slechts wanneer de concentratie onder de 10 mM werd gebracht, trad er geen broedschade meer op. Om LiCl te kunnen toepassen als varroabestrijdingsmiddel dient dus gezocht te worden naar een kortstondige toediening wanneer geen broed aanwezig is. Marius Blumenschein presenteerde een proefopzet waarbij koninginnen van 9 kolonies werden ingekooid om een broedvrije fase te bekomen. Door de bijen vervolgens suikersiroop of suikerdeeg te voeden waar zowel LiCl als een voedingskleurstof was gemengd, werd aangetoond dat na 7 dagen 91% van de bijen in contact waren geweest met de gekleurde voeding en dus met LiCl. Of dit daadwerkelijk een bruikbare behandelingsstrategie is dient verder uitgezocht te worden. 

Uit de groep van Robert Paxton (Halle) kwamen een aantal verhalen over de overdracht van virussen die voorkomen bij honingbijen naar de wilde bijen. Uit een screening van bijen in Centraal-Duitsland blijkt vooral Black Queen Cell Virus (BQCV) in hoge mate voor te komen bij hommels. Ook DWV genotype-B komt bij hommels heel regelmatig voor. Hommels en honingbijen behoren tot de Apidae-familie. In solitaire bijen van andere families (Colletidae, Halictidae en Andrenidae) komen BQCV en DWV-B in mindere mate voor. Delphine Panziera toonde aan dat vooral hommelsoorten die op dezelfde bloemsoorten vliegen als honingbijen besmet zijn met de virussen. Dit doet vermoeden dat het gemeenschappelijk bloembezoek een belangrijke transmissieroute is. 

Hannes Beims (Celle) gaf een hoopvol verhaal in de bestrijding van Amerikaans vuilbroed. Deze ziekte wordt verwekt door de bacterie Paenibacillus larvae. In de voederkrans van een bijenvolk werden bacteriofagen gevonden die specifiek P. larvae aanvallen. Een bacteriofaag is een klein virus dat een bacterie injecteert met een hoeveelheid DNA en zo de bacterie doodt. Mocht het lukken om deze bacteriofagen te isoleren kan dit een grote doorbraak betekenen in de behandeling van Amerikaans vuilbroed. 

Ten slotte wees Ralph Büchler uit Kirchain de aanwezigen op het belang van kleine en verspreide bijenstanden. Eerder was reeds aangetoond dat bijenvolken die sterk verspreid staan minder (her)infectie met varroamijten hebben en dus een grotere overlevingskans dan volken die dicht op elkaar staan (Seeley & Smith, 2015). Büchler heeft een model uitgewerkt waarin het effect wordt bekeken van de mijt-reproductie snelheid, de proportie broed tov het aantal mijten, out-drifting en in-drifting van mijten. Het model toont aan dat zelfs heel geringe veranderingen in de drift van mijten een grote invloed heeft op de gemiddelde mijtreproductie en op de aangroei van de mijtpopulatie in een volk. Het bevestigt dus het belang van kleine bijenstanden met verspreide volken om minder afhankelijk te zijn van varroabestrijdingsmiddelen en om naar resistente bijen te kunnen selecteren.

Fotodonatie

Doneren

Zoeken

Doorzoek onze website

Archieven

Newsflash archief

Nieuws archief