Naar goede gewoonte werd de dag ingeleid en voorgezeten door Friedrich-Karl Tiesler, een autoriteit op het vlak van koninginnenteelt, selectie en kunstmatige inseminatie. Waar meestal een studiedag dient om te etaleren wat de wetenschappers de laatste jaren allemaal ontdekt hebben, werd deze keer gestart met de vraag « Wat weten we NIET over darren ». Prof. dr. Nikolaus Koeniger ging hierbij dieper in op het mysterie van darrenverzamelplaatsen. Al vele decennia worden deze bestudeerd. Jaar na jaar vliegen de darren in de zwermmaanden naar bepaalde plaatsen, waar vervolgens ook de jonge koninginnen naar toe komen en, als alles goed gaat, bevrucht worden door een twintigtal darren. Het blijft echter een mysterie hoe de bijen deze plaatsen in het luchtruim bepalen. Aardmagnetisme, thermiek, landschapselementen, wateraders, temperatuur… geen van deze kan aangebracht worden als bepalende factor voor een darrenverzamelplaats. Dr. Gabi Lahnen heeft in Malawi op een uitgestrekt plateau gezocht naar darrenverzamelplaatsen. Maar niet gevonden. Bleek dat de darren eigenlijk overal te vinden waren en met koninginnenferomonen binnen korte termijn overal in hoge concentratie konden samengebracht worden. Wel werden op verschillende locaties, zonder gebruik van feromonen, hogere concentraties aan darren waargenomen dan op andere locaties. De vraag kan dan ook gesteld worden of het niet de darren zijn die elkaar aantrekken en zo aggregaties vormen in de lucht. Waarbij niet de locatie de darren lokt, maar een zichzelf versterkend effect optreedt van darren die tot elkaar aangetrokken worden.
Prof. dr. Nikolaus Koeniger is op zoek gegaan naar de « kritische massa » : Hoeveel darren zijn er dan nodig om een stabiele darrenverzamelplaats tot stand te brengen. Bij het loslaten van 1.000 gemerkte darren uit één bijenvolk bleken deze zich zo sterk te verspreiden dat ze na korte tijd niet meer terug te vinden waren. Dit aantal bleek duidelijk te laag. Door het opstellen van meerdere darrenvolken kon Koeniger aantonen dat wanneer er 10.000 extra darren in de omgeving werden losgelaten, de 1.000 gemerkte darren wel terug te vinden waren in een stabiele darrenverzamelplaats samen met de 10.000 andere. Dit kan dus aangenomen worden als een minimale hoeveelheid.
Recent heeft Prof. dr. Jean-Christophe Sandroz (Centre national de la recherche scientifique, France) aangetoond dat darren inderdaad afgaan op feromonen van andere darren en zo aggregaties vormen.
Dr. Gudrun Koeniger haalde vervolgens aan dat niet alle darrenvolken een gelijke bijdrage leveren bij de bevruchting van koninginnen. Uit sommige volken slagen darren er nauwelijks in een koningin te bevruchten. Darren uit andere volken zorgen dan weer voor het grootste deel van de aanparing. Natuurlijk is er de grote concurrentie bij de darren om met de snelvliegende koningin te kunnen paren die ervoor zorgt dat minder vitale darren niet tot paren komen. Maar er is meer dan dat. Voldoende voedsel, een goede verzorging en juiste temperatuur in het bijenvolk zijn van groot belang voor de vitaliteit van de darren en hun spermakwaliteit. In een omgeving met voldoende dracht en stuifmeel kan gerekend worden op 2.000-2.500 darren in een bijenvolk van 40.000 werksters (Weis 1962, Winston 1987). Doorheen de dag kwam dit cijfer meerdere malen terug. Dr. Koeniger voegde er aan toe dat van de hoeveelheid opgebouwde darrencellen in een volk er telkens slechts 40% belegd is. En men moet rekenen dat hiervan slechts de helft van de darren ook daadwerkelijk uitloopt. Daarenboven wordt slechts 1/2de van de uitgelopen darren geslachtsrijp (Connor 2008). Deze hoge graad van selectie in de darrenpopulatie werd ook door dr. Ralph Büchler uit de doeken gedaan :
In de natuur zal een volk zich in het voorjaar in twee splitsen door middel van een zwerm. Gemiddeld zal één van deze volken het jaar erna ten onder gaan.
Selectiegraad : 2 → 1 = 50%
Van 20 gekweekte koninginnen zullen er slechts 2 bevrucht geraken en een volk leiden. Selectiegraad : 20 → 2 = 10%
Van 20.000 geboren darren zullen er slechts 40 paren met een koningin:
Selectiegraad : 20.000 → 40 = 0,2%
Deze hoge selectie bij de darren is van groot belang in de evolutie naar varroaresistente bijen. Darren die verzwakt zijn door een (hoge) varroainfestatie zullen niet fit genoeg zijn voor een natuurlijke paring van de koningin. Darren uit gezonde varroaresistentie volken vertonen naast een grotere fitheid ook bij de paring een grotere graad van effectieve coppulatie en overdracht van sperma. Daarenboven is het sperma van een hogere kwaliteit en vitaliteit. Deze techniek van de natuur om bijen te laten evolueren bij nieuwe stress-factoren (in dit geval varroa) wordt door KI genegeerd, omdat de imker zelf bepaalt welke darren hij neemt om het sperma af te tappen.
Andreas Fuchs heeft uit de doeken gedaan hoe een landbevruchtingsstation georganiseerd wordt. In het kort komt het erop neer dat in een straal van 7,5 km enkel bijenvolken van de geselecteerde linie mogen staan. Hierond houdt men nog 2,5 km bufferzone zonder enig bijenvolk. Verder gaf hij ook nog volgende cijfers mee :
Voor X opgestelde koninginnen zijn Y darrenvolken nodig :
X (aantal opgestelde koninginnen) |
Y (aantal opgestelde darrenvolken) |
50 |
4-6 |
100 |
6-8 |
250 |
8 |
500 |
12 |