Het vrijlaten van hoornaars, gecoat met een insecticide, brengt het gif via deze Trojaanse paarden het nest binnen en vernietigt zo het nest. De hoornaar moet hierbij uiteraard in staat zijn om levend het gif naar het nest te brengen. In zuiderse landen voert men reeds meerdere jaren onderzoek uit op het maken van lokstoffen met insecticiden om wespennesten te vernietigen. Deze toxische lokstof bevat meestal fipronil, een stof die ook onder de vorm van Frontline® (vlooien- en luizenbestrijding bij honden en katten) of Vespex® (wespbestrijding, enkel verkrijgbaar in Nieuw-Zeeland) commercieel beschikbaar is.
Fipronil behoort echter tot de meest toxische actieve stoffen voor honingbijen met een LD50 waarde van 0,0059 μg/adulte honingbij na contact en 0,00417 μg/adulte honingbij na orale opname (Wilmart et al, 2021). Onderzoek naar pesticiden residuen in Vlaamse bijenwas toonde aan dat 1 van de onderzochte stalen fipronil bevatte, maar de oorsprong bleef onduidelijk. Door de aanwezigheid van fipronil in Europese bijenwasstalen en de hoge toxiciteit van deze stof voor honingbijen, werd een actielimiet van 0,010 mg/kg was voorgesteld ter bescherming van de honingbij gezondheid (Wilmart et al., 2021). In honing betreft de maximale residu limiet (MRL) van fipronil 0,005 mg/kg ter bescherming van de honingconsument (Advies 18-2018).
Het is om deze redenen absoluut te vermijden fipronil ongecontroleerd in ons milieu te brengen. Het kan niet uitgesloten worden dat honingbijen die ontsnappen aan een aanval van een gecoate hoornaar het insecticide in de kast brengen. Bovendien brengen gecoate hoornaars die onderweg dood gaan aan het insecticide, de toxische stof in het milieu. Het is onmogelijk om de dosering van fipronil te controleren als een zelf gebrouwen mengsel op hoornaars wordt aangebracht. De maximum hoeveelheid fipronil met zijn metabolieten die per 10.000 m² per jaar in Nieuw-Zeeland mag gebracht worden, werd vastgelegd op 0,12 g. Dergelijke concentraties zullen snel overschreden worden als fipronil ongecontroleerd op hoornaars wordt aangebracht.
De voorhanden methoden zijn momenteel nog steeds het opsporen van nesten door vliegrichtingen te noteren en de afstand van het nest tot wiekpotten in te schatten. Vanaf september zijn klimopblitzes aangewezen, aangezien Aziatische hoornaars op klimop of sneeuwbes nectar komen drinken en er bijen jagen. Op deze planten kan je zelfs bij koude temperaturen hoornaars waarnemen. Verder wordt er volop onderzoek gevoerd met zendertjes om nesten te traceren.