Menu

Manage It

De bedrijfsmethode is vaak de sleutel tot het succesvol imkeren. Hier geven we duiding bij de aanpak van geselecteerde imkers.

Imkeren volgens Ghislain De Roeck

Denkkader

We kunnen de jaarcyclus van een bijenvolk indelen in vier periodes: een groeifase tot in mei, gevolgd door een reproductiefase tot diep in juni, vervolgens een voedselopslagfase tot eind september en tot slot een overlevingsfase die de winter overspant. Imkeren beperkt zich tot het begeleiden van de volken in elk van deze fasen. Concreet betekent dat ervoor zorgen dat ze op de weg naar hun maximale ontwikkeling op elk moment beschikken over voldoende voedsel, water, ruimte, warmte en een vruchtbare koningin. Als ze de reproductiefase bereiken, is de lenteoogst achter de rug. Dat is een uitstekend moment om de varroa een eerste keer te bestrijden. De vliegermethode leidt tot broedloze volken waaruit gezonde zomerbijen ontstaan. De methode voorkomt tevens dat de volken in deze tijd gaan zwermen, zonder hen te beroven van de biologische voordelen hiervan. Daarna volgt de voedselopslagfase tijdens dewelke ook de varroamijt en de virussen die haar vergezellen prioritair moeten worden bedwongen. Al even belangrijk op dat ogenblik is de beschikbaarheid van stuifmeel. Dit levert de eiwitten om gezonde winterbijen te bekomen, die het volk bij het lengen van de dagen naar een nieuwe succesvolle cyclus kunnen leiden. Als de natuur hierin tekort schiet, moet de imker bijsturen. Om te voorkomen dat volken ultiem nog ten onder gaan aan mijten en virussen moet een mogelijke herbesmetting via roven en vervliegen strikt gecontroleerd worden zodat onze volken de overlevingsfase, die de winter tenslotte is, in de best mogelijke omstandigheden kunnen aanvatten. Dat is tevens de tijd om materiaal te reinigen en te ontsmetten en de voorraad waswafels aan te vullen door het smelten en wafelen van gerecupereerde, eigen was.

Permanent bevolkte miniplussen spelen een belangrijke, multifunctionele rol in deze methode. Ze zijn continu bevolkt. In het voorjaar kunnen ze dienen om de volken desgewenst te egaliseren of te versterken vóór de fruitdracht aanvangt. Tijdens de lentedracht verhogen ze het aantal haalbijen van de productievolken en in juni dienen ze als bevruchtingskastjes.

Stuifmeel Paardekastanje

Bij met stuifmeel van de paardenkastanje

Kerngedachte

  • imkeren met zachte bijen
  • minimaliseren zwermneiging
  • vitale volken
  • goede oogst
  • altijd beschikken over reservekoninginnen in minipluskastjes
  • residuvrije was
  • minimale verstoring
  • efficiënt tijdmanagement

Voordelen van Ghislains werkwijze

  • De controle op de aanwezigheid van eiwitreserves en het remediëren bij tekorten, zorgt voor bijen die aan het einde van de winter in staat zijn de opkomende eileg van de koningin maximaal te ondersteunen wat leidt naar sterke en gezonde lentevolken.
  • Geen bijensterfte tijdens het najaar of de winter dankzij de controle op en desnoods bestrijding van de herbesmetting van de volken door de mijten en er mee gepaard gaande virussen.Goede zwermbeheersing door het tijdig vergroten van het broednest met waswafels en laten uitbouwen van waswafels in de honingkamer.Minder risico op broedziekten dankzij de broedonderbreking inherent aan de biotechnische behandeling tegen varroa.Gezonde zomerbijen die beter in staat zijn om te zorgen voor sterke, langlevende winterbijen dankzij de radicale bestrijding van de mijtenpopulatie onmiddellijk na de lentedracht.Gemakkelijke vulling van de bevruchtingskastjes in juni gezien de beschikbaarheid van bevolkte miniplussen.Jaarlijks vernieuwen van 50% van de wasraat met een eigen gesloten waskringloop.
  • Goede zwermbeheersing door het tijdig vergroten van het broednest met waswafels en laten uitbouwen van waswafels in de honingkamer.
  • Minder risico op broedziekten dankzij de broedonderbreking inherent aan de biotechnische behandeling tegen varroa..
  • Gezonde zomerbijen die beter in staat zijn om te zorgen voor sterke, langlevende winterbijen dankzij de radicale bestrijding van de mijtenpopulatie onmiddellijk na de lentedracht.
  • Gemakkelijke vulling van de bevruchtingskastjes in juni gezien de beschikbaarheid van bevolkte miniplussen.
  • Jaarlijks vernieuwen van 50% van de wasraat met een eigen gesloten waskringloop.

Nadelen van Ghislains werkwijze

  • Het preventief handelen om problemen te vermijden vergt meerdere controles die enige tijd in beslag nemen.
  • De methode is moeilijker vol te houden bij een groter aantal bijenvolken (meer dan 20 ongeveer). Steekproefsgewijs handelen kan dan helpen.
  • Door preventief te werken in plaats van probleemoplossend, dien je goed op de hoogte te zijn van wat je doet en waarom je de dingen doet. Speciaal een beginnend imker dient daar attent voor te zijn.

Doelgroep

Deze bedrijfsmethode bevat geen ingewikkelde ingrepen en een beginnend imker kan ze vast meteen toepassen op voorwaarde dat hij niet met teveel volken ineens opstart. De reden hiervoor is de ingebouwde preventie. Die vereist controles die niet meteen tot verdere handeling leiden, maar die een imker die eerder corrigerend optreedt, niet uitvoert met alle risico’s die dat inhoudt. Hoewel de methode bedacht werd door broeder Adam, een naam die synoniem staat voor buckfastbijen, kan ze moeiteloos en efficiënt toegepast worden door imkers die voor carnica of zwarte bijen kiezen.

Benodigdheden

  • Ghislain werkt met Dadant-Blattkasten van 12 ramen (verder als DB weergegeven). Hij houdt een tiental buckfastvolken op 2 verschillende standen. Zijn bedrijfsmethode is uitvoerbaar met andere kasttypes mits de opgegeven hoeveelheden omgezet worden naar de eigen maten. Bv.: de oppervlakte van een DB-kader is 1120 cm² wat overeen komt met 1,7 keer een simplex-raam.
  • Het toepassen van de vliegermethode om de varroa na de fruitdracht te bestrijden, vergt een bijkomende broedkamer, dak en bodemplank.
  • Ghislain houdt er een eigen gesloten waskringloop op na. Zodoende is hij zeker van de waswafelkwaliteit. Dat vergt de beschikking over een wassmelter en waswafeltoestel, een tamelijk dure investering. Daar staat tegenover dat de laatste jaren vele afdelingen beide toestellen aanschaften om ze door hun leden te laten gebruiken.

Doorheen het bijenseizoen

Eiwitdeeg2 300Dpi

JANUARI - FEBRUARI

In deze tijd van het jaar hervat de koningin haar eileg. Dat is een wonder, maar geen mysterie. We weten perfect wat het volk nu nodig heeft opdat de eerste eitjes zouden kunnen uitgroeien tot sterke bijen: rust, voedsel, water, warmte en lage infectiedruk van pathogenen.

Controleer het afval op de varroaschuif om anomalieën tijdig op te merken.
Volg het voedselverbruik op via het CARI-netwerk van 17 weegschalen via www.cari.be/balances/. Een van die weegschalen staat beslist op een locatie vergelijkbaar met jouw standplaats waardoor ze je ook nuttige informatie oplevert.
Stel water beschikbaar.
Voer eiwitdeeg (recept zie oranje kader) halfweg februari aan volken wier stuifmeelvoorraad nipt was in oktober vorig jaar (minder dan 2000 cm² of één raam DB).

Samenstelling eiwitsupplement

Op het internet zijn verschillende formules te vinden. Ghislain gebruikt die van prof. Mykola Haydack:

Poeder: 3 delen sojabloem, 1 deel biergist en 1 deel mager melkpoeder.
Goed mengen en op een droge plaats bovenop of dichtbij de kast ter beschikking stellen van de bijen in voor- of najaar.

Deeg: suikersiroop 2:1 en een hoeveelheid van het beschreven poedermengsel toevoegen in functie van het aantal te helpen volken. Moet vrij solide zijn om niet tussen de ramen te lopen (gebruik een drager zoals bakpapier). Serveer kleine hoeveelheden (de grootte van een ei).

EERSTE HELFT VAN MAART

De begeleiding wordt intensiever, de mogelijkheden om dat te doen groter. Op dit ogenblik willen we graag een indicatie over de gang van zaken in onze volken. Warmte en voedsel blijven belangrijk, maar ook de hygiëne.
Vervang of reinig begin maart de bodem. Een temperatuur van 7-8°C is hiervoor voldoende. Regenweer biedt ook een goede kans (best is dat er geen vluchten plaatsvinden).
Controle op de goede gang van zaken zonder de kast te openen (tenzij temperatuur > 15°C): afdekplaat warm? Bijen rustig? Centraal in de kast? Vluchten? Dan is er broed aanwezig. Niet openen, het ziet er goed uit.

Dscn1447

"Als de wilde pruimelaar bloeit in mijn tuin, moeten mijn volken klaar zijn voor de lentedracht. Dit betekent dat de volken geëgaliseerd werden, dat het broednest werd uitgebreid en dat een eerste hoogsel werd geplaatst." - Ghislain De Roeck

TWEEDE HELFT VAN MAART - EERSTE HELFT VAN APRIL

Ongeveer 20 jaar terug begon de lentedracht rond half april om te eindigen rond half mei. Juni was toen de zwermmaand. De zachtere winters van de laatste tijd echter stellen de planten in staat om vroeger te bloeien, tot meer dan 14 dagen soms. Om bij deze nieuwe situatie toch tijdig klaar te zijn voor de lentedracht, moeten de volken van Ghislain een hoogsel kunnen krijgen als de wilde pruimelaar in zijn tuin bloeit. Tijdens de dracht worden ze niet meer gestoord. Het is zaak om nu al maatregelen te nemen om de eventuele zwermplannen van de volken voor te blijven. 

Voer vanaf 15°C de voorjaarscontrole uit:

- Verifieer de aanwezigheid van de koningin.
- Kijk de voedselvoorraad na: er is 8 à 10 kg suikervoorraad nodig om het begin van de lentedracht te halen (twee langs beide kanten gevulde DB-ramen).
- Noteer de volkssterkte om later te kunnen egaliseren/versterken in functie van de ontwikkeling van de planten die meestal parallel verloopt met de groei van de volken. Kies hiervoor een referentieplant uit in je tuin of omgeving, zoals sleedoorn of andere (bij Ghislain is dat dus een wilde pruimelaar). Uit deze aantekeningen kan de gemiddelde volkssterkte afgelezen worden en de zwakkere volken geïdentificeerd. Gewoonlijk zijn op dit moment 7 à 8 (van de 10 aanwezige) DB-ramen bezet. Deze worden geflankeerd door vulblokken. 

Vervang de koninginnen zodra de weersomstandigheden het mogelijk maken (15°C): F1-koninginnen na 1 jaar, de eiland- en KI-bevruchte na 2 jaar. Laatstgenoemden hebben namelijk een lagere zwermneiging dan F1’s. Verhuis een vervangen koningin naar de miniplus van de ingevoerde jonge koningin. Deze volkjes vormen in juni de basis van de bevruchtingsvolkjes. Dat is ook het ogenblik om de volken op één stand even sterk te maken (zie focus over gebruik van miniplussen).

Als de referentieplant bloeit en de vorige taken zijn uitgevoerd, breidt dan de DB-broedruimte uit naar 12 ramen door 2 waswafels tussen het broed en de stuifmeelramen te hangen. Dat tempert de zwermneiging van het volk. Indien je kiest voor een maximale honingopbrengst, laat het volk dan op 10 DB-ramen verder werken. Weet dat dit dan een verhoogde aandacht vergt voor het zwermgebeuren.
Leg aansluitend een moerrooster op de broedromp en plaats hierop een honingkamer met opgewerkte wasraten (wie die niet heeft, moet natuurlijk waswafels gebruiken). De hiervoor beschreven handelingen (voorjaarscontrole, egaliseren van de volken,  vervangen van de koninginnen, invoegen van twee waswafels en plaatsen van het eerste hoogsel) kunnen tezelfdertijd gebeuren, of op aparte tijdstippen, afhankelijk van het weer en de dracht.

Gebruik van miniplussen

Egaliseren en versterken van productievolken vóór de lentedracht

Broeder Adam wou dat alle volken van dezelfde stand aan het begin van het seizoen even sterk waren teneinde alle ingrepen aan een stand verderop in het jaar op dezelfde dag te kunnen uitvoeren. Om economische redenen was het immers uitgesloten dat hij voor dezelfde ingreep meerdere keren naar een stand moest terugkeren. De beweegredenen van Ghislain om volken te egaliseren, zijn enigszins anders. Hij wil, in de eerste plaats, volken die bij de bloei van de wilde pruimelaar sterk genoeg zijn om een hoogsel te ontvangen. Dat garandeert hem de best mogelijke lenteoogst. Als de volken de norm niet halen, versterkt hij ze met bijen uit de overwinterde miniplussen zodat het plaatsen van een honingkamer zinvol wordt.
Als je 7-ramers gebruikt, is dit een eenvoudige handeling, aangezien het raamformaat gelijk blijft. Het volstaat de benodigde ramen met bijen en broed over te brengen van de 7-ramers naar de productievolken. In die tijd van het jaar gaat dat zonder verdere voorzorgen te nemen. Toen de beheerders van bevruchtingsstations 7-ramers niet meer toelieten en kleinere kastjes eisten, is Ghislain overgestapt naar miniplussen. Ghislain transfereert een of meer compartimenten van een miniplustorentje naar het productievolk dat daar behoefte aan heeft. Tussen de broedbak en het torentje (zonder bodem uiteraard) komt bovenop het moerrooster een uitlaatplank met grote opening. Bij grote koude wordt die afgedekt met bijvoorbeeld een dweil of een dagblad. Als je werkt met minder zachtaardige bijen dan Ghislain, kun je krantenpapier, doorprikt met gaatjes, tussen de uitlaat en het torentje leggen. Dit om de aanvaarding makkelijker te laten verlopen. Gelet op de zorg die hij aan de winterbijen besteedt en zijn imkeren met jaarlijkse vernieuwing van de koninginnen, wat de sterkte van de volken ten goede komt, moet Ghislain deze ingreep gelukkig zelden uitvoeren.

Versterken van productievolken tijdens de lentedracht

In deze periode kan een productievolk nog versterkt worden door het miniplustorentje dat er naast staat te verplaatsen. Als een miniplustoren rechts van een productievolk stond, maar nu naar een andere locatie wordt gebracht, vinden de vliegbijen van de miniplustoren hun volk niet meer terug. Doordat zij gewoon zijn richting het naburige productievolk te vliegen, trekken ze hier binnen en versterken ze het productievolk. Bij een goede drachtperiode lukt dit heel vlot. De miniplustoren verliest zijn vliegbijen waardoor de zwermneiging hier automatisch in vermindert.

Klaarmaken van bevruchtingsvolkjes

In juni telt een miniplustorentje 5 tot 6 compartimentjes. Elk van hen wordt een bevruchtingsvolkje, op 1 na waarin de oude koningin nog even door mag gaan. De bijen, het open en gesloten broed en het voedsel worden zo goed mogelijk over elk compartimentje verdeeld. De volkjes gaan 3 dagen naar een koele plaats tijdens dewelke de bijen redcellen aantrekken die te gepaster tijde vervangen worden door een rijpe koninginnendop uit een lopende teelt. Zie verder bij koninginnenteelt.

Bijoppaardebloem13A 200Dpi

Bij op paardebloem

TWEEDE HELFT VAN APRIL

Sterke volken kunnen in deze tijd tot 4 kg nectar per dag oogsten. Zwermen aan het einde van de maand april zijn geen zeldzaamheid meer. Het is dus zaak de ruimte voor de bijen comfortabel te houden.

  • Als de weersomstandigheden goed zijn, zal een tweede honingkamer noodzakelijk worden. Voorzie die van waswafels en plaats de kamer bovenop de eerste. Het opwerken van waswafels kost honing maar voorziet de wasbijen (10 tot 18 dagen oud) van werk. Dat werkt zwermverhinderend. En zwermen kost nog meer honing.
  • Zwermcontrole is dankzij de genomen maatregelen niet nodig (ruim broednest, op te werken waswafels, jonge koninginnen, zwermtrage bijen).
Klaproos3 2 270Dpi

Bij vliegt naar klaproos

MEI - EINDE VAN DE LENTEDRACHT

Het einde van de bloei van de paardenbloem en de meidoorn betekent ook het einde van de lentedracht. Het wordt nu tijd om te oogsten en de ontwikkeling van de varroa-mijt een stevige halt toe te roepen. Onze zomerbijen zullen dan niet bezwijken onder de viruslast die deze parasiet veroorzaakt. Er kan nu ook zwermneiging ontstaan.

  • Voeg zo nodig een derde honingkamer met waswafels toe. Dat zal de zwermneiging afremmen. Op die manier is nog steeds geen zwermcontrole nodig. Zwermtrage bijen helpen hierbij natuurlijk ook.
  • Slinger de voorjaarshoning zodra mogelijk.
  • Ga de varroa-infestatie na door de natuurlijke mijtenval op de bodemplank te tellen gedurende 7 dagen. Zorg ervoor dat noch de wind, noch de mieren met de mijten gaan lopen, dat zou het tellen ervan onbetrouwbaar maken. Wrijf de onderlegger dus in met bijvoorbeeld olie en voorzie hem van een rand. Een gemiddelde dagelijkse mijtenval van meer dan 3 mijten vergt een onmiddellijke actie.
  • Voer desgevallend direct na de lentedracht de technische ingreep uit (zie verder). De voordelen ervan zijn enorm. Als je aan het einde van de ingreep de optie ‘herenigen’ kiest, vergeet dan niet om meteen een honingkamer toe te voegen.
  • We bevinden ons bijna allemaal in de zogenoemde ‘drachtloze’ periode in Vlaanderen. Hou de voedselvoorraden in de gaten, zoals aangegeven in de technische ingreep hierna.

Varroabestrijding: voorjaarsbehandeling

Deze technische ingreep is een variant van de vliegermethode uit het antizwerm-arsenaal. Het Zwitserse Bijeninstituut in Liebefeld adviseert een drastische behandeling als de mijtenval in deze tijd gemiddeld hoger is dan 3 mijten per dag over een periode van 7 dagen. Gezien de andere voordelen van de ingreep, behandelt Ghislain hoe dan ook al zijn volken. Door deze ingreep zal immers meer dan 90% van de mijtenpopulatie er het loodje bij neerleggen als gevolg van het behandelen van (quasi) broedloze volken met oxaalzuur. Via het cascadesysteem kan oxaalzuur door een dierenarts verschaft worden.

Stap 1 (dag 0): Splits het volk

Verschuif hiertoe het hoofdvolk en plaats bijvoorbeeld een 7-ramer op de oorspronkelijke plaats. Zoek de koningin in het hoofdvolk en plaats ze met het raam waarop ze zit in de 7-ramer. Dit raam bevat zelden veel gesloten broed. Alle vliegbijen zullen haar vervoegen. Vul aan met 6 waswafels. Het hoofdvolk behoudt het broed en de jonge bijen. Hier zal een nieuwe koningin gekweekt worden.

OPGELET: bij goed weer is het bouwen geen probleem. Bij kou en regen moet suikersiroop 1:1 worden toegediend of kan eventueel een voederraam worden gegeven.

Stap 2 (dag 0): Behandel de 7-ramer 's avonds met oxaalzuur

Werkwijze: Ghislain hanteert de klassieke Varrox-verdamper die hij boven de varroaschuif aanbrengt onder de rooster. De gebruikelijke dosis oxaalzuurpoeder is 2 gram voor een DB-kast van 12 ramen. Voor een DB 7-ramer wordt dit dan 1,17 gram poeder. Zorg ervoor dat alle openingen van de kast een kwartier lang gesloten blijven. Wacht s‘ avonds tot alle vliegbijen binnen zijn om de behandeling zo efficiënt mogelijk te maken.

Veiligheidsmaatregelen: Gebruik een mondmasker type FFP3 SL, een veiligheidsbril en handschoenen tijdens het werken met oxaalzuur. Zorg voor voldoende ventilatie bij het werken in bijenstallen.

Stap 3 (dag 24): Behandel het hoofdvolk met oxaalzuur

Na 24 dagen is alle broed uitgelopen in het hoofdvolk. Behandel dit op een gelijke manier als de 7-ramer door het sublimeren van oxaalzuur.
TIP: In het verplaatste hoofdvolk zullen de bijen geleidelijk aan uitlopen. Dit betekent dat oude broedramen door de afwezigheid van een koningin niet meer belegd worden en dus kunnen we ze uit het volk halen. We recycleren de vervuilde raten tot verse waswafels en doen hierdoor op een elegante manier aan raatvernieuwing.

Stap 4 (dag 24): Herenigen of uitbreiden

Nu zijn er 2 opties. Als je geen uitbreiding van je aantal volken wil, kunnen beide volken herenigd worden. De volken kunnen anderzijds ook apart doorgaan als de koningin van het hoofdvolk bevrucht werd. Hou ook voor het hoofdvolk de voedselvoorraad in de gaten en voeder bij slecht weer suikersiroop 1:1 bij.

Koninginnenteelt

Koninginnenteelt is wellicht de leukste activiteit van al degene die het imkeren ons biedt. In eerste instantie echter vormt de teelt van koninginnen met een zo groot mogelijke levenskracht de absolute voorwaarde om succesvol te kunnen imkeren. De vitaliteit van de eitjes, de verzorging als larven en de verdere ontwikkeling tot aan het bereiken van de volledige rijpheid, bepalen de economische waarde van koninginnen.

Er bestaan talloze manieren om moeren te telen, veel ervan heeft Ghislain toegepast. Er bestaat echter geen twijfel over: met deze methode, overgenomen van broeder Adam, kunnen zonder veel moeite, koninginnen geteeld worden van de allerbeste kwaliteit.

Dag 0:

(Ergens vooraan in juni, na het herenigen van de volken die betrokken waren bij de varroabestrijding.).
Kies een willekeurig, sterk volk op 12 broedramen (6-8 met open broed). Dat volk kreeg geen honingkamer.
Plaats op de broedbak van dat volk een lege broedbak, beide gescheiden door een koninginnenrooster (zie afbeelding A). Vul de lege broedbak aan met 10 ramen gesloten broed, met opzittende bijen uit één volk dat 2 uur voordien moerloos werd gemaakt (het gesloten broed mag desnoods uit meerdere volken komen). Vul aan met een voedselraam aan weerszijden, direct tegen de buitenwand aan.
Dracht is noodzakelijk, anders moet je voeren.
Aandacht voor de varroabesmetting van beide volken is noodzakelijk (in deze werkwijze is dit verzekerd via de eerder beschreven vliegermethode).

Dag 10:

Controleer de bovenste romp. Vernietig eventuele koninginnencellen. Voedsterbijen uit bovenste romp, zonder open broed, trekken geleidelijk naar beneden, wat een zwermstemming op gang brengt.

Dag 13:

(Ongeveer rond 10 u.)
Zet de onderste broedbak opzij. Plaats de bovenste broedbak op de bodemplank (zie afbeelding B) dat nu het pleegvolk wordt.
Zoek de koningin op in de verplaatste broedbak ter controle.
Borstel de jonge bijen van deze broedbak in het pleegvolk (6-8 ramen, hoofdzakelijk de ramen met open broed).
Dit pleegvolk bezit nu een groot deel van de vliegbijen en een overtal aan voedsterbijen, wat de zwermstemming opwekt (zie afbeelding C). De voedsterbijen zullen, zonder noemenswaardige onderbreking, voedersap verstrekken aan de larfjes die straks aan het pleegvolk worden gegeven.
De bijen, het broed en de koningin van de vorige broedbak krijgen een andere bestemming.
Larf over uit het teeltvolk, zodanig dat een periode van 2 uur verstrijkt tussen vorige stap en het invoegen van de gekozen larven in het pleegvolk. Breng de larfjes aan in dopjes in het raampje met teeltlatten en plaats dit in het pleegvolk. Dracht is een noodzakelijke parameter (anders voederen met honingoplossing, tot de koninginnencellen gesloten zijn).

Dag 18:

Tel het aantal gesloten doppen in het pleegvolk en bereid in functie daarvan het aantal benodigde bevruchtingskastjes voor (miniplussen).
Plaats in elke miniplus: drie raampjes met voedsel, twee met open en gesloten broed, één waswafeltje. De bijen die op de kadertjes zitten gaan mee in het bevruchtingskastje (zie afbeelding D). Zorg dat er geen koningin mee gaat.
Plaats de miniplussen voor 3 dagen op een koele plek  en breng ze daarna naar de plaats waar de bevruchting zal plaatsvinden (zie afbeeldingen D en  E).

Dag 24:

Verwijder de redcellen in de bevruchtingsvolkjes.
Plaats een rijpe dop uit het pleegvolk in elk kastje. Het gebruik van een celbeschermer is aanbevolen (zie afbeelding F).

Verder:

Eileg en voedselverbruik controleren, uitbreiden met een nieuw compartimentje, inwinteren, aanwezigheid van mijten controleren en ze zo nodig bestrijden met de klassieke middelen.

JUNI

In deze periode bloeien vooral de witte klaver, linde en tamme kastanje, in sommige streken ook de acacia. De bijen hebben ons niet nodig. We laten hen begaan. Dankzij de eerder genomen maatregelen moeten we ook geen zwermcontroles uitvoeren.

BEGIN JULI

Dit betekent het einde van de zomerdracht. We gaan dus slingeren. Uitgeslingerde ramen moeten we zorgvuldig controleren op de aanwezigheid van wasmotlarven. Als die er zijn, verwijderen we ze meteen, liefst zonder chemische middelen te gebruiken. Een afgedankte diepvriezer kan hierbij helpen. Ook oude broedramen horen niet thuis in onze kasten. Daarom:

  • Neem de honingkamers af en slinger de honing.
  • Stapel de lege honingkamers op elkaar en sluit ze boven- en onderaan af. Controleer de ramen op wasmotlarven 1 keer per week gedurende de eerste 3 weken (afhankelijk van de temperatuur komen de eitjes uit na 5 tot 30 dagen). Plaats ze na het toedienen van de siroop begin september op het afsluitdeksel van de broedbakken.
  • Als er zich oude belegde broedramen in de kast bevinden, verhuis ze naar de buitenkant van de broedbak. Nadat het broed is uitgelopen, kunnen ze verwijderd en gesmolten worden.

HALF JULI

  • Voer de zomerbehandeling uit om de varroa-populatie te bestrijden (zie verder).
  • Controleer eerst de suikervoorraad want de bijen moeten, afhankelijk van de toegepaste methode, een aantal weken verder kunnen. Bovendien valt de dracht nu op vele plaatsen stil. Daarom is het goed om de vlieggaten te verkleinen omdat de bijen vanaf nu aan het roven kunnen slaan.

Varroabestrijding: zomerbehandeling

Start de zomerbehandeling tegen de varroamijt als dit uit een controle van de besmetting noodzakelijk blijkt. Maak een keuze uit één van de beproefde behandelingen en leef hierbij de wetgeving na:

  • Ghislain plaatst de koningin in arrest vanaf 15 juli via een variant van de vliegermethode (in deze periode krijgt de vlieger geen waswafels meer, maar enkel de ramen zonder broed). Waalse imkers stoppen de koningin in een arrestkooitje (meestal het Scalvini-kooitje). De koningin blijft 25 dagen in het kooitje. Het volk wordt dan 2 keer behandeld met oxaalzuur, met een tussenpauze van 2 dagen. Het wordt ook meteen gevoederd. Ghislain vindt de variant van de vliegermethode comfortabeler voor de koningin, maar de vlieger en het hoofdvolk moeten natuurlijk opnieuw verenigd worden, wat tijd vergt. Omdat er geen dracht meer volgt, is dat echter niet dringend. Integendeel, de koningin die in de aflegger geboren wordt, is vaak van uitstekende kwaliteit. We kunnen ze eventueel in een ander volk gebruiken of er een collega-imker mee uit de nood helpen. Als de 2 afgesplitste volken een tijdje met hun eigen koningin kunnen doorgaan, levert dat aan het herenigde volk uiteindelijk meer broed en stuifmeel op om de winter in te gaan. De plaats waar we imkeren, de sterkte van de gesplitste volken en het weer spelen daarin natuurlijk een rol.
  • Oxaalzuurverdamping (zonder arrest) is een methode in opmars: voer deze behandeling 4 keer uit met een tussenpauze van maximaal 5 dagen.  Respecteer scrupuleus de opgelegde veiligheidsvoorschriften (veiligheidsbril, handschoenen en mondmasker).
  • Mierenzuurverdamping: er bestaan meerdere technieken om te behandelen met mierenzuur (langs boven, langs onder, flashbehandeling, langeduurbehandeling, …). Volg strikt de bijsluiter van de fabrikant op of schik je naar de voorgeschreven behandeling. Voer voor de flashbehandeling ook 4 keer uit met een tussenpauze van 5 dagen.

Controleer de doeltreffendheid van je varroabestrijding door middel van een flashbehandeling met een ander product dan dit waarmee je behandelde. Bv. gebruikte je oxaalzuur, controleer dan met mierenzuur.
Maak afspraken met de imkers uit je buurt om op hetzelfde tijdstip te behandelen.

Waarom vroeg (half juli) bestrijden?

De aanvoer van stuifmeel slinkt spectaculair in deze tijd van het jaar. Als gevolg hiervan vermindert het aantal belegde cellen. Als we niets doen tegen varroa, zal een groter percent larven besmet geraken met mijten en de virussen die hen begeleiden. De mijten ontregelen ook de aanmaak van vitellogenine bij jonge bijen. De winterbijen moeten echter door deze bijen verzorgd worden. Als het volk tijdig varroavrij gemaakt wordt, is er dus een betere kans op gezonde winterbijen.

Helenium Gdr2

Bij op Helenium bloem

EIND AUGUSTUS

Eerder in het jaar begeleidden we onze wintervolken op hun weg naar sterke lentevolken. We voeren nu een vergelijkbare beweging uit, maar in de andere richting: de grote zomervolken moeten kleinere, maar gezonde wintervolken worden. De eerste stap hiertoe zetten we al: varroa werd degelijk bestreden, maar hoe kwamen onze volken doorheen de bestrijding? Dat is iets dat we willen weten.
Komt daarbij dat stuifmeeltekort de tweede belangrijkste oorzaak van de bijensterfte is. Er zijn streken waar stuifmeel in overvloed voorkomt, maar hoe zit dat in jouw omgeving? Hoe groot is de stuifmeelvoorraad in jouw kasten? Je kunt dat niet aan het toeval overlaten.

  • Voer een najaarscontrole uit: evalueer de eileg, het broed en de koningin. Zie je ziektesymptomen?
  • Verwijder oude, lege ramen en hou 10 DB-ramen over.
  • Verenig zwakke met sterke volken indien nodig. Hou hierbij rekening met het risico van het overdragen van ziekten.
  • Schat de suikervoorraad in. Ken de behoeften van je volken. Bijen gebruiken veel voedsel tijdens de warme nazomers en de winter kan lang duren. Jonge koninginnen blijven dan weer extra lang aan de leg. Neem geen risico en vul ruim aan. Ghislain gaat tot 20 kg. Overbodige voorraden, als die er zijn, kunnen bij de voorjaarscontrole gemakkelijk weggenomen worden.
  • Schat de stuifmeelvoorraad in (zie verder). Als de stuifmeelvoorraad zich beduidend onder de noodzakelijke hoeveel-heid situeert, is het vermoedelijk beter een eiwitdeeg te geven om het al verzamelde stuifmeel te sparen en ervoor te zorgen dat de te voeden larven voldoende eiwit toegediend krijgen. Gebruik hiervoor het recept in het oranje kader onder 'Eerste helft van maart'. Controleer in dit geval de stuifmeelvoorraad opnieuw eind september, begin oktober.
Stuifmeel- en suikervoorraad

Belang van de stuifmeelvoorraad

De stuifmeelvoorraad bepaalt de kwaliteit en de levensduur van de zo belangrijke winterbijen. Als de stuifmeelaanvoer stopt, stopt de broedaanzet. Als jonge bijen geen broed meer moeten verzorgen, wordt hun eiwitvoorraad niet meer aangesproken en verouderen ze langzamer. Zij worden winterbijen. De huidige stuifmeelvoorraad moet de volken bovendien in staat stellen om vanaf begin januari het nieuwe broed te voeden, dus nog vóór de bijen vers stuifmeel  kunnen oogsten.

Werkwijze van de inschatting
Kijk elk raam na en maak een schatting van de voorraden stuifmeel en suiker. In gedachten delen we een simplexraam in vierden in; voor een DB-raam lukt het beter met achtsten van een raam. Het is een kwestie van ervaring: sommigen behelpen zich aanvankelijk met een vel doorzichtige plastic waarop de gebruikte indeling is aangebracht. Noteer je waarnemingen voor elke raamkant meteen op een voorbereid blad papier. In het voorbeeld in de tabel hieronder heeft het bijenvolk 7 raamkanten of 3,5 ramen suikervoorraad. Bij DB komt dit op ongeveer 14 kg uit (voor simplex is dit 1 kg suiker per raamkant). Ghislain voedert dit volk dan nog 6 kg suiker bij, om op een totaal van 20 kg te komen. Het volk had op het moment van de inschatting 1 raam stuifmeel.

Hoe interpreteer je dit nu?
In de winter is er een stuifmeelbehoefte van ±13.000 cellen of 3.000 cm², in streken met een gematigd klimaat, althans volgens de Amerikaanse onderzoeker C. Farrar in een studie die de universiteit van Wisconsin overnam. Dit komt bij simplex bijna neer op 2,3 ramen, bij DB-kasten op 1,3 ramen. Na de inventarisatie eind augustus zullen er zich grosso modo 3 groepen aftekenen:
• Groep 1: meer dan 2/3 van de vooropgestelde   hoeveelheid wordt gehaald.
• Groep 2: tussen 1/3 en 2/3 wordt gehaald.
• Groep 3: nog geen derde van de behoeften wordt
  gehaald.

Indien nodig bijsturen!
Als de stuifmeelvoorraad van een volk voldoende is, of die hoeveelheid benadert (groep 1), moeten we volgende zaken inschatten: hoeveel stuifmeel gaat het nog verbruiken tot het begin van de winter, wat zal het volume van de nog komende stuifmeelaanvoer zijn, hoe zal het weer evolueren, imker je met een ras dat snel stopt met broeden of doorgaat? Indien alle parameters gunstig evolueren, is er geen probleem.
Geen enkele groep zal tijdens de winter in moeilijkheden komen als de omstandigheden eind augustus als volgt zijn: • de volken hebben een jonge koningin.
• rond de bijenhal is tot eind oktober een rijke   stuifmeeldracht voorhanden en de weers-
  omstandigheden evolueren gunstig.
• er is veel broed waaruit bijen ontstaan die dat   stuifmeel in het najaar mee kunnen gaan oogsten.   Bv.: DB-volken met minstens 5 ramen open en   gesloten broed.
• heel lage varroabesmetting (minder dan 1 mijt   natuurlijke sterfte per dag).
Als die vereisten niet vervuld zijn, is het aangewezen vers eiwitdeeg (voor recept zie inzet onder 'Eerste helft van maart') te voederen (en de natuurlijke sterfte van de mijten in het oog te houden). De bedoeling hierbij is eiwit ter beschikking te stellen van de jonge bijen zodat ze in staat zijn een vitellogeninevoorraad aan te maken en de larven degelijk te voeden. Het aanwezige stuifmeel blijft dan vermoedelijk grotendeels gespaard voor gebruik later in de winter. De bijen slaan het deeg niet op in de raten, ze zijn daartoe niet uitgerust.

Pagina22 Tabel

SEPTEMBER

Met de herfst in zicht, vermindert het volume werk aan de bijen gestaag. Toch vragen 3 taken nog al onze aandacht: het toedienen van de suikersiroop, de zorg voor de bijen met een te lage stuifmeelvoorraad, als die er zijn, en de controle van de mijtenevolutie. En ja, ook de eerste wintervoorzieningen staan op het programma.

  • Laat de kasten voorover hellen, zodat condensatievocht uit de kast kan wegvloeien.
  • Dien de wintersiroop (3 kg suiker in 2 liter water) toe in functie van de geschatte reserves eind augustus.
  • Eens deze taak beëindigd, plaats de uitgeslingerde honingkamers nu op de broedkamers, de voederspleet open. Sluit ze bovenaan af met bijvoorbeeld een uitlaatplank (met de uitlaat erin). Het dak van de kast dient voldoende dicht te zijn om roverij te vermijden.
  • Voer dringende vervangingen van koninginnen nu uit.
  • Controleer de natuurlijke varroasterfte: er mag niet meer dan 1 mijt per dag vallen in deze tijd van het jaar. Meer betekent opnieuw behandelen. Deze opvolging toont ons ook hoe efficiënt de zomerbestrijding was.
  • Geef eiwitdeeg aan volken van groep 3 (zie focus ‘Stuifmeel- en suikervoorraad’ p. 23). Beperk het in een keer toegediende volume tot de grootte van een kippenei om schimmelvorming te voorkomen. Ga hiermee door tot aan de bloei van een late drachtbron in je buurt (klimop, groenbemester, ...). Als de weersvoorspellingen op dat ogenblik niet goed zijn, blijf dan doorgaan en geef vanaf nu ook eiwitdeeg aan groep 2.

OKTOBER

Het gevaar van herbesmetting door varroa blijft in deze periode reëel. De najaarsdracht kan hinder ondervinden van slechte weersomstandigheden. Volken met stuifmeeltekort blijven we dan ondersteunen.

  • Controleer de natuurlijke varroasterfte (niet meer dan 1 mijt/dag).
  • Blijf eiwit geven aan de groepen 2 en 3 zolang de slechte weersomstandigheden de volken beletten de herfstdrachtbronnen te benutten.
  • Overweeg gezonde volken uit stuifmeelgroep 3 met anderen te verenigen als hun stuifmeelvoorraad nog steeds ondermaats blijft.
Mosterdveld2

Mosterdveld

NOVEMBER

Deze maand telt veel dagen zonder vlucht. Toch loont het de moeite om nog eens de natuurlijke sterfte van de varroa te meten op dezelfde manier als voorheen (7 dagen mijten tellen en het gemiddelde berekenen per dag). Uit ervaring weet Ghislain dat, in deze tijd, met een gemiddelde val van 10 mijten per dag er nog een duizendtal mijten in het broed zitten, wat veel te veel is). Verder blijven we de volken instellen op de winterperiode.

  • Verwijder de nu herstelde honingkamers van de broedbakken na de eerste koude nacht. 
  • Controleer het afval op de bodemschuif.
  • Vervroeg de winterbehandeling met oxaalzuur als je meer dan 1 dode mijt per 2 dagen vindt. Volken die op dit moment nog broed verzorgen, krijg je hiermee niet varroavrij, maar het helpt de mijtenreproductie de kop in te drukken.

DECEMBER

Het is winter nu. Bijen hebben het meest baat bij rust. Toch blijven we hen begeleiden om verrassingen voor te zijn. We herstellen en ontsmetten tevens ons materiaal en zorgen voor de nodige waswafels voor het volgende seizoen.

  • Controleer het afval op de varroaschuif.
  • Sluit de varroarooster af bij de aankondiging van een vorstperiode.
  • Volg het voedselverbruik op volgens het weegschalennetwerk van onze Waalse collega’s, als je een plaatsje vindt dat je met jouw omgeving kunt vergelijken: http://www.cari.be/balances/.
  • Als je het niet deed in november, voer dan, zo nodig, vóór Kerstmis een winterbehandeling met oxaalzuur uit tegen varroa. Doe dit op een dag dat het niet vriest.
  • Smelt de gerecupereerde was en maak er waswafels van.
Efficiëntie oxaalzuursublimatie in winter

Na het sublimeren van oxaalzuur in december blijft er vaak een laagje ‘wit poeder’ kleven aan de onderkant van de rooster. Dat is niets anders dan oxaalzuur dat condenseert nadat het door de verhitting in de gasfase overging. Een deel van het product geraakt dus niet ter bestemming. Sommigen raden aan om het pannetje met de kristallen over en weer te schuiven tijdens de verbranding. Dat zou de condensatie verminderen en de efficiëntie dus verhogen. Het dragen van een adequaat masker is dan zeker nodig. Anderen raden aan om wat meer kristallen te gebruiken zodat er uiteindelijk toch voldoende oxaalzuur tot bij de mijten geraakt. Een ander obstakel kan gevormd worden door een laagje dode bijen op de rooster. Beide problemen kunnen vermeden worden door het pannetje in te brengen langs het vlieggat, boven de rooster dus. Of misschien is het gewoon beter om tijdens de winter het oxaalzuur te druppelen. Dit is even efficiënt en zeker veiliger.

Samengevat

Sinds de komst van de varroa kunnen volken zich niet langer ontplooien zonder de zorg van hun imker-ouder. Deze methode tracht de natuurlijke behoeften van de bijenvolken te verzoenen met de economische doelen van de imker. Tijdens de groeifase is er veel aandacht voor warmte, ruimte en voedsel, vooral eiwit, met als doel een goede lenteoogst te realiseren en de zwermstemming af te houden. Ook een jonge, vruchtbare koningin draagt daar toe bij. Bij het begin van de reproductiefase worden de varroamijten een eerste keer grondig aangepakt. Zwermen is niet aan de orde, wel wordt er naar gestreefd om de biologische voordelen ervan voor de bijen te integreren via het broedloos maken van de volken. In deze fase komt tevens de koninginnenteelt aan bod. Het wegnemen van de zomerhoning tijdens de voedselverzamelfase wordt gecompenseerd door het controleren en desnoods aanvullen van zowel de suiker- als de eiwitvoorraden. Ook vindt nu de basisbestrijding van de varroamijten plaats, die moet zorgen voor gezonde winterbijen. Als de overgang van zomervolken naar wintervolken verzekerd is, is het tijd om het volgende seizoen voor te bereiden. Dat betekent voor waswafels zorgen en het materiaal herstellen en ontsmetten. En natuurlijk is er indien nodig de winterbehandeling van de varroamijt.