Waarom is de mensheid eeuwenlang zo geïnteresseerd geweest in bijenhouden? Oorspronkelijk was dit wellicht voor het “zoete goud”, de honing. Later onderkende de landbouw de waarde van bestuiving door bijen. Zonder bijen zouden veel commerciële gewassen ernstig in problemen raken. Maar naast het economische belang van de bijen, mag het psychologische aspect van bijenhouden niet onderschat worden. Weinig andere vormen van vrijetijdsbesteding leveren voor weinig geld een uniek stuk natuur binnen handbereik. Het veelzijdige natuurwonder dat een bijenvolk is, levert veel imkers vreugde en voldoening op die in de buitenlucht kan worden opgedaan. Maar wees gewaarschuwd: imkeren is verslavend en er is nog geen remedie voor gevonden. Niet dat iemand daar ooit naar gezocht heeft, want niemand wil genezen worden.
Imkers hebben een eigen vakjargon waar je als beginneling even moet aan wennen. In het verloop van deze brochure worden onvermijdelijk een aantal van deze termen gebruikt. Ze worden in de tekst met een * aangeduid en onderaan deze pagina worden ze onder “Woordenboek” kort toegelicht.
Initatie tot het imkeren
Imkeren: iets voor jou?
Werkbelasting en tijdsinvestering
De tijd dat je bijenvolken kon plaatsen en er amper naar om hoefde te zien, is jammer genoeg voorbij. Bijenhouden kost behoorlijk wat tijd en aandacht en de werkzaamheden van een imker laten zich zelden strak plannen. De toestand van de volken en de weersomstandigheden zijn medebepalend, zodat een imker alleen ’s winters zijn bijen volledig zonder toezicht kan houden (de winterbehandeling tegen de varroamijt buiten beschouwing gelaten). Echt arbeidsintensief is het dan ook weer niet, aangezien de tijd die je effectief aan de bijen besteedt vrij beperkt is. Als je wat ervaring hebt opgebouwd, hoef je de kasten elk jaar maar een tiental keer te openen. Tel daar de tijd bij die je besteedt aan honing oogsten, uitrusting repareren en spullen opruimen na het seizoen, dan zul je waarschijnlijk tot 50 uur per jaar aan je hobby wijden (voor een enkel bijenvolk). Als je daar bovenop aan koninginnenteelt begint of gaat reizen met je volken, dien je daar natuurlijk een aantal uren bij te tellen. Beginnende imkers besteden natuurlijk wel wat tijd aan het doornemen van literatuur en dienen toch een aantal extra kastcontroles uit te voeren om voeling te krijgen met een bijenvolk.
Eigenschappen/capaciteiten van de modale imker
Natuurliefhebber
Een interesse in de natuur is onontbeerlijk bij het imkeren. Net als het houden van huisdieren, is het bij bijenhouden belangrijk plezier te halen uit het gadeslaan en het verzorgen van dieren. Naast een fascinatie voor de leefwereld van de bijen, krijgt de imker ook een interesse in de planten waar ze op vliegen. Al snel zal hij/zij de plantenkennis willen bijschaven om in de omgeving van zijn/haar bijenkasten het aanwezige drachtgebied* te kunnen verkennen.
Wereldverbeteraar
De imker voelt zich medeverantwoordelijk voor het zorgdragen van de natuur. Hij/zij zal de openbare mening trachten te beïnvloeden en zal zich inzetten om de bijenweide te verbeteren en de plantenkeuze bij tuin- en parkaanleg te helpen sturen. Als imker ontdek je voortdurend nieuwe dingen over de natuur en de bijen. Hij/zij wil maar al te graag zijn/haar kennis doorgeven aan scholen, natuurcentra, tuin- of jeugdclubs. Een zaadje planten voor de volgende generatie imkers en anderen doordringen van de waarde van de honingbijen geeft vaak veel voldoening.
Leergierig
Het succes van imkeren is afhankelijk van de kennis over bijen. Achtergrondkennis en inzicht in het functioneren van een bijenvolk zijn cruciaal in het verrichten van de juiste handelingen. De imker informeert zichzelf daarom goed door vakliteratuur door te nemen en interessante websites te lezen. Hij/zij volgt een imkerscursus waarbij hij/zij naast de theoretische lessen, ook zelf praktisch bij een kast aan de slag kan gaan. De beginnende imker wordt lid van een vereniging waar hij/zij gebruikelijk een meter of peter toegewezen krijgt om bij te rade te gaan. Bovendien is de imker dan ook verzekerd tegen schade door de verzekeringspolis die imkersverenigingen afsluiten voor hun leden.
Geen (al te grote) angst voor steken
Steken is voor bijen de natuurlijke manier van verdedigen en het is belangrijk om daartegenover vanaf het begin de juiste houding te vinden. Het aantal steken kan wel beperkt worden door allerlei voorzorgsmaatregelen te nemen, maar geheel voorkomen is quasi onmogelijk. Haal uit voorzorg een antihistaminicum in huis om een lokale steekreactie te behandelen. Om echter op een ernstige allergische reactie bij jezelf of een bezoeker van je bijenstand te kunnen reageren, dien je een Epipen ter beschikking te hebben. Angstig bezig zijn in de bijen leidt tot verkeerde reacties en maakt de bijen aan het steken. Een steekje went al snel en al gauw legt de beginnende imker een deel van de beschermende kledij aan de kant zoals ervaren imkers.
Tot welk type imker behoor jij?
De beweegredenen om te starten met imkeren kunnen zeer uiteenlopend zijn. Terwijl veel imkers streven naar een grote honingopbrengst, is er de laatste jaren een groeiende groep imkers die eerder uit ecologische overwegingen bijen wil houden. In landen zoals Roemenië en Amerika is imkeren een beroepsbezigheid. Het overgrote deel imkers in Vlaanderen is echter hobby-imker, maar tracht toch ook vaak zijn bijen naar specifieke eigenschappen te selecteren. Meestal is dit zachtaardigheid, zwermtraagheid of honingopbrengst, maar de laatste tijd wordt ook zwaar ingezet op het selecteren naar varroaresistente* volken. De bestrijding van deze varroamijt* maakt sinds vele jaren onlosmakelijk deel uit van de bedrijfsmethode. Zo onderscheiden we 4 verschillende doelgroepen onder de Vlaamse imkers (zie hieronder). Vind je het selecteren van je bijen heel belangrijk of hecht je veel belang aan een hoge honingopbrengst? Gebruik je medicijnen om je bijen te beschermen en hoe ver wil jij hierin gaan? In welk type imker (of meerdere types imker) kan jij jezelf het meest herkennen?

Ecologische imker
Je bent sterk begaan met de natuur en je bent je bewust van de noodzaak om er voorzichtig mee om te gaan. Je draagt de rol van de honingbijen hoog in het vaandel en je wil er zelf je steentje toe bijdragen. Je houdt bijen zonder op specifieke kenmerken te selecteren en je laat de natuur haar gang gaan. Je vindt het gebruik van medicijnen ter bestrijding van ziekten uit den boze. Het oogsten van honing vind je mooi meegenomen, maar is niet echt nodig

Bestuivingsimker
Je selecteert je productievolken* op hun vroege ontwikkeling in het voorjaar. Dit zijn bijenvolken die snel een groot volume aannemen en vroeg in het seizoen kunnen ingezet worden voor de bestuiving van de fruitbloesems. Je zit er niet mee in om medicijnen te gebruiken bij je varroabehandeling. Dit resulteert in sterke volken die na de winter terug klaar zijn om voor de bestuiving van de gewassen in te staan.

Honingimker
Je imkerhart slaat sneller als de dag van de honingoogst is aangebroken en de honing uit de slinger vloeit. Van je verschillende productievolken* selecteer je de volken met de hoogste honingopbrengst waar je volgend jaar mee verder werkt. Je reist met je bijen naar goede drachtgebieden* om specifieke drachthoning zoals koolzaadhoning te kunnen oogsten. Je behandelt je volken met medicijnen tegen de varroamijt*, maar je kiest voor producten zoals oxaalzuur of mierenzuur die geen residuen in de honing achterlaten als je ze buiten de drachtperiode toedient.

Beroepsimker
Je hebt zoveel bijenkasten dat de klassieke werkwijze van de hobby-imker niet meer voldoet om je volken te onderhouden. Je gaat op zoek naar een bedrijfsmethode om snel, efficiënt en zonder al te veel kosten de bijen van het nodige te voorzien. Je behandelt systematisch tegen de varroamijt* en zit er niet mee in om diergeneesmiddelen te gebruiken. Je voert strenge selecties uit en kweekt enkel koninginnen van de beste volken. Je werkt met jonge koninginnen die jaarlijks worden vervangen. Je reist met de bijen naar specifieke drachtgebieden* waardoor de honingopbrengsten hoog liggen.
Diensten en expertisecentra in Vlaanderen
Wettelijke verplichtingen als imker
Registratie bij FAVV
Iedere imker, ongeacht het aantal bijenkasten hij/zij heeft, is wettelijk verplicht zich te laten registreren bij het FAVV (KB 16/01/2006). Dit is nodig aangezien het voedselagentschap alle operatoren dient te kennen die actief zijn in de voedselketen. Deze verplichting staat los van het produceren van honing en de eventuele betaling van een heffing. Registratie is bovendien nodig om efficiënt te kunnen optreden als er een epidemie zou uitbreken. Registreren doe je door het formulier (hier) in te vullen. Aan de hand van een activiteitenlijst dien je hierop een aantal codes in te vullen. Als je bijen houdt, geef je als hoofdactiviteit bij “Plaatscode” 4 aan, bij “Activiteiten code” 28 en bij “Productcode” vul je 1 in. Als je hiernaast ook bijenproducten oogst en verkoopt, dien je op een nieuwe regel onder “Plaatscode” 4 in te vullen, bij “Activiteiten code” 64 en bij “Productcode” 127. Dit ingevulde document dien je met de post, per fax of op elektronische manier te bezorgen aan de LCE van het gebied waar je bijenstand is gelegen. Je kunt je eigen dossier nadien steeds raadplegen via Foodweb (hier).
Er wordt door het FAVV een heffing aangerekend wanneer de imker meer dan 24 productievolken* houdt (KB 10/11/2005, Wet 09/12/2004). Hierbij wordt een bijenvolk pas aanzien als productievolk* indien het uit 15.000 individuen of 1,5 kg bijen bestaat, en het vergezeld is van een koningin. Deze heffing bestond in 2017 voor het eerste jaar uit 102,56 euro, waarna jaarlijks 205,13 euro wordt aangerekend. Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd.
Registratie bij het FAVV houdt ook voordelen in voor de imker. Als kolonies aangetast zijn door Amerikaans Vuilbroed* en de verdelging is noodzakelijk, kent het Agentschap een vergoeding toe van 125 euro per houten kast of kunststofkast. Bij de melding van een acute vergiftiging van bijen door pesticiden kan een FAVV-inspecteur of de beëdigde assistent een staalname komen uitvoeren en dit opsturen ter analyse. Als de betrokken imker geregistreerd is, worden de laboratoriumkosten door het FAVV gedragen. Het getuigt bovendien van goede burgerzin om je bij het FAVV te registreren. De beheersing van een uitbraak van bijvoorbeeld Amerikaans Vuilbroed* wordt bijzonder moeilijk als de bijenstanden in de omgeving niet gekend zijn.
Fiscale verplichtingen bij verkoop van apicultuurproducten
De imker die honing verkoopt, is een belastingplichtige landbouwondernemer. Hij/zij dient zich daarom in te schrijven in de Kruispuntbank Ondernemingen voor de aanvraag van een ondernemingsnummer en moet een BTW-identificatie aanvragen. Bij deze laatste zijn er 3 mogelijkheden. Bij de normale BTW-regeling mogen bijenproducten verkocht worden op markten, in een winkel of van deur tot deur. Hij/zij stelt een factuur op voor BTW-belastingplichtige klanten. De imker dient maandelijks of per trimester de BTW-aangifte in te vullen en heeft de mogelijkheid om de betaalde BTW te recupereren. Een tweede mogelijkheid is om de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen toe te passen (hier). Hierbij mogen bijenteeltproducten verkocht worden op markten, in een winkeltje of van deur tot deur, maar de jaarlijkse omzet moet minder zijn dan 25.000 euro. Hierbij is geen aftrek mogelijk van betaalde BTW. In een derde mogelijkheid kan de imker genieten van een bijzondere regeling ingesteld door art. 57 van het BTW-Wetboek (hier). Niet-verwerkte bijenproducten mogen thuis verkocht worden zonder dat facturen moeten uitgereikt worden. De BTW moet niet betaald worden aan de overheid en er dient geen aangifte ingevuld te worden. De imker krijgt de BTW terugbetaald van zijn/haar BTW-plichtige klanten in de vorm van forfaitaire compensaties die op de aankoopborderels aangegeven staan.
Voor de wetgeving rond voedselhygiëne, traceerbaarheid van de producten, het opzetten van autocontrole en dergelijke verwijzen we naar de “Gids voor goede bijenteeltpraktijken”, gratis te verkrijgen bij Honeybee Valley.
Waar imkeren?
Er zijn niet veel gebieden waar helemaal geen bijenkasten toegestaan zijn. Maar er zijn vaak specifieke, beperkende richtlijnen voor het beheren van het aantal bijenkasten die je mag hebben. Er zijn echter plaatsen waar het houden van bijen geheel verboden is. Zoek uit bij de gemeente of de imkersvereniging hoe het zit voor je begint. Je dient rekening te houden met de wettelijke afstand tussen de bijenkast en een woning of de openbare weg (zie Veldwetboek van 7 oktober 1886 in artikel 88, 7°). Er dient minimum 20 meter afstand (de kortste vrije vluchtroute) te zijn tussen de vliegopening van de bijenkast en de buitendeur van de woning of de openbare weg. Bij het aanwezig zijn van een volledig dichte beschutting van meer dan 2 meter hoog, wordt deze afstand herleid tot 10 meter (Wet 13/06/1911 tot aanvulling van artikel 88, 7° van het Veldwetboek). Bij het bouwen van een bijenhal in de zij- of achtertuin is geen vergunning nodig als aan volgende voorwaarden is voldaan:
- De hal staat vrij in de zijtuin tot op 3 m van de perceelsgrens of in de achtertuin tot op 1 m ervan;
- De hal heeft een grondoppervlak kleiner dan 40 m² (neem andere bijgebouwen in mindering);
- De hal is lager dan 3,5 m. (BVR 16/07/2010, art.2.1) Indien je hier niet aan voldoet, dien je een stedenbouwkundige vergunning aan te vragen en is detussenkomst van een architect noodzakelijk. Dit laatsteis niet nodig als je een bijenhal wenst te plaatsen inlandbouwgebied (BVR 16/07/2010, art. 5.7).
Het is verstandig om bij je buren te polsen over je nieuwe hobby. Het grote publiek weet vrijwel niets over honingbijen. Wie ooit is gestoken door een wesp, verwacht problemen met elke soort bij in de buurt. Natuurlijk is dat niet zo. Het is aan jou om ze wijzer te maken en hun angst weg te nemen. Wees zeker dat geen lid van jouw gezin of van de buren allergisch is voor bijensteken voordat je een bijenkast aanschaft. Voorzichtigheid is nu eenmaal geboden.
Hoe plaats je de kast?
Kies indien mogelijk het zuidoosten als voordeligste windstreek om de vlieggaten op te richten. Zo krijgt de vliegzijde de ochtendzon uit de eerste hand en ligt de vliegopening beschut voor de hete zonnestralen op het middaguur. Als je meerdere kasten hebt, plaats ze dan niet allemaal in een rechte rij en in dezelfde richting. Anders raken de vliegbijen in de war en kunnen ze een verkeerde kast binnengaan. Gebruik eventueel speciale herkenningspunten of kleuren op de vliegplank om de bijen in de juiste kast te helpen. Plaats je bijenkast op een stelling die eenvoudigweg uit betonblokken of een houten pallet kan bestaan. Een worteldoek onderaan kan de groei van gras voor de vliegopening voorkomen. Een zekere hoogte boven de grond vermijdt direct contact van opkomend vocht met de bijen. Of de imker een bijenhal bouwt hangt af van de beschikbare ruimte, zijn/haar behoefte aan opslagruimte en de dikte van zijn/haar portemonnee.
Wat is een goede standplaats?
In principe kun je vrijwel overal bijen houden, zolang er maar genoeg voedsel voor ze is: Op het platteland, in de stad, op daken, in een veld of in de achtertuin. Het drachtgebied kan een cirkel zijn van een paar kilometer diameter, maar meestal kiezen de bijen de dichtste voedselbronnen. Heel veeleisend zijn de bijen niet, maar door een aantal fundamentele richtlijnen te volgen, kan je het de bijen (en jezelf) wel veel makkelijker maken.
GOEDE OMGEVING: Velden vol graangewassen op het platteland leveren niet genoeg voedsel voor de bijen. Parken, tuinen en spoordijken in de steden zijn uitstekende bronnen van nectar, net zoals de kastanjebomen en lindes die in de stad vaak langs de weg staan. Op daken van flatgebouwen, kantoren of winkels worden steeds meer bijenkasten geplaatst. Ze staan uit het zicht en op een hoge locatie, zodat de buren er geen last van hebben. Een omheinde privétuin met veel bloeiende planten in de omgeving is ook een goede locatie om bijen te houden. Het is goed als er het ganse bijenseizoen door planten bloeien. Dat betekent dat zowel in het voorjaar (o.a. boswilg, Salix caprea of sleedoorn, Prunus spinosa), tijdens de zomer (o.a. zonnekruid, Helenium of linde bomen, Tilia sp.) als in het najaar (o.a. klimop, Hedera helix of herfstaster, Aster sp.) stuifmeel en nectar ter beschikking dient te zijn voor de bijen. Zorg voor voldoende water in de omgeving van de kast. Bijen hebben water nodig om op warme dagen het volk koel te houden, om de honing te verdunnen voor ze die aan de larven voeren en om de gekristalliseerde honing vloeibaar te maken. Als er voldoende water in je tuin te vinden is, voorkom je dat ze op zoek gaan naar water op een plek waar ze niet welkom zijn (zwembad of zwemvijver).
BESCHUTTE STANDPLAATS: Bijen houden van zon; hoe eerder die ’s morgens op de vliegplank valt, des te eerder worden ze actief. Felle middagzon moet echter worden vermeden. Halfschaduw of verstrooid zonlicht is ideaal. Zorg ervoor dat de kast beschut is tegen de wind. Als beschuttende planten de bijen dwingen omhoog te vliegen, vermijden ze ook nog eens overlast van bijen aan buren. Hou er ook rekening mee dat de bijen in de eerste 10 m voor de kast zich ontlasten. Dit brengt bruingele vlekjes met zich mee die de buren niet graag op hun versgewassen witte lakens zullen zien. Tracht dit dus te vermijden of de buren hiervan op de hoogte te brengen. Zet de kast op stevige, droge grond of op een verhoging van ongeveer 20-30 cm boven de grond. Dit is voor de imker een prettige werkhoogte en de volken hebben daardoor geen last van optrekkende kou. Plaats de kast niet dichtbij een drukke overweg of langs een spoorlijn aangezien bijen snel verstoord worden door de trillingen.
MAKKELIJK TOEGANKELIJK: De bijenstand moet ook voor de imker goed toegankelijk zijn, want hij/zij zal volken, honingbakken, voer en dergelijke moeten aan- en afvoeren. Extra bergruimte voor het imkersmateriaal dichtbij de kast is natuurlijk handig. In een bijenhal staan de volken onder een dak wat prettiger werkt en de levensduur van de kasten ten goede komt. Het bouwen van een hal brengt natuurlijk heel wat kosten met zich mee. Hou de kasten zo veel mogelijk uit het zicht om te voorkomen dat ze worden gestolen of vernield.
Essentiële hulpmiddelen voor imkers
Beschermkledij
- Kapruin: een kap met gaas die je van de rest van het pak kan afritsen, is makkelijk. Het is wennen om door het gaas te kijken. Kies voor zwart gaas; dit geeft een beter zicht dan wit gaas.
- Handschoenen: ze maken er het werken aan de bijen niet makkelijker op, omdat je minder goed voelt wat je doet. Maar een beginnend imker draagt toch best leren handschoenen met kappen die de armen bedekken. Gaandeweg leer je zorgvuldig werken zodat de bijen zich nauwelijks gestoord voelen.
- Lange broek en stevige schoenen of laarzen: bijen kruipen graag via de enkel langs de binnenkant van een broekspijp omhoog. Gebruik daarom elastiek om de pijpen dicht te binden of stop de pijpen in je laarzen.
Wat doet rook met bijen?
Bijen communiceren met elkaar voornamelijk door middel van geuren. De rook verdoezelt deze geuren waardoor er geen communicatie meer kan plaatsgrijpen en de bijen in de war raken. De bijen denken dat ze omwille van brand het nest zullen moeten verlaten en gaan daarom zo snel mogelijk naar de honingvoorraad om een lading honing mee te nemen waarmee ze een nieuw nest kunnen bouwen. Bovendien verspreiden honingbijen alarmferomonen als ze gevaar in de bijenkast bespeuren. Als er rook hangt, kunnen de andere bewoners niet gewaarschuwd worden waardoor de imker in alle rust rond het nest kan werken.
De bijenkast
Er worden allerlei soorten behuizingen gebruikt, maar tegenwoordig wordt meestal in een ‘stapelkast’ geïmkerd. Hiervan zijn verschillende typen in omloop waaronder de spaarkast of Simplex, Dadant en Langstroth. In Vlaanderen wordt de spaarkast het meest gebruikt. De stapelkast is samengesteld uit stapelbare onderdelen, kamers, rompen of bakken genoemd. Onderaan is de kast voorzien van een bodem met vliegopening, aan de bovenzijde wordt ze afgesloten met een deksel. Als een bak wordt gebruikt voor het broed, spreken we van een broedkamer. Als de bak voor honingopslag bestemd is, wordt deze de honingzolder genoemd. Het volume van de kast kan worden aangepast aan de ruimtebehoefte van het bijenvolk. Die wijzigt zich in de loop van een bijenjaar aanzienlijk; bijvoorbeeld van 10.000 bijen in januari tot 40.000 bijen in mei. De meeste imkers hebben houten bijenkasten, alhoewel je meer en meer Segeberger kunststof kasten in polystyreen met hoge dichtheid ziet verschijnen. De voordelen van deze laatste zijn vooral hun kleiner gewicht, hun weerbestendigheid en goede isolatie. Bijenkasten kun je verven om ze tegen weer en wind te beschermen. Gebruik hiervoor bijenvriendelijke producten en schilder alleen de buitenkant!
De bijenruimte
Als bijen instinctief hun nest bouwen, bouwen ze de raten van bijenwas vanaf het plafond omlaag, aan de zijkant vastgezet voor stevigheid en reikend tot bijna op de grond. Hierbij laten ze net genoeg ruimte tussen de opgebouwde raten om van de ene naar de andere raat te kunnen lopen, honing op te slaan en voor hun larven te zorgen. Deze bijenruimte mag niet minder dan 6 mm en niet meer dan 1 cm zijn. Als er een ruimte in de kast is van meer dan 1 cm, vullen de bijen die met bijenwasraat waarin ze broed of honing zullen steken. Als de ruimte te klein is, wordt deze met propolis dichtgemaakt. Enkel de ruimte tussen de bodemplank en de ramen in de onderste kamer wordt niet opgevuld. Dit doen ze voor de ventilatie om zo verse lucht door de vliegopening naar binnen te laten circuleren.
De bijen
Begin liefst met 2 volken; de ontwikkeling kan dan worden vergeleken en je hebt meer mogelijkheden om problemen op te lossen in de volken. Koop bij voorkeur bijen aan van een imker bij jou in de buurt. Dan weet je zeker dat deze bijen het goed doen in jouw omgeving. in juni komen vaak afleggers* beschikbaar die een beginnend imker in de rest van de zomer kan zien uitgroeien tot een volwaardig volk. Je kunt ook een volwaardig volk aankopen eind augustus dat met jouw hulp kan inwinteren. Als je het geluk hebt om een zwerm te scheppen, kan je ook zo met een nieuw volk starten. Een nadeel is dat de eigenschappen en gezondheidstoestand van wilde zwermen onbekend zijn en dat het werken met een zwerm voor een onervaren imker vaak lastig is. Voordat een bijenvolk wordt verplaatst, moet het vlieggat worden afgesloten. Doe dat ’s avonds als de bijen binnen zijn. Het transport kan direct daarna plaatsvinden of je kunt wachten tot de volgende ochtend. De afstand tussen de oude en nieuwe standplaats moet groter zijn dan 6 km, anders vliegen de haalbijen* terug naar hun oorspronkelijke standplaats. Wacht totdat de bijen tot rust gekomen zijn en open dan het vlieggat. De eerste bijen gaan op verkenning uit waarbij ze in steeds grotere concentrische kringen rond de kast vliegen om de omgeving in zich op te nemen.
Werken aan de kast
Bedenk dat iedere ingreep aan de kast de harmonie van het bijenvolk verstoort. Hiermee veroorzaak je warmteverlies en dus verlies van voer. Bovendien beantwoorden de bijen een verstoring vaak met defensief gedrag. Beperk dus het aantal verstoringen tot het strikt noodzakelijke. Bovendien is een goede voorbereiding het begin van ales. Door doeltreffend te handelen voorkom je onnodig warmteverlies. Werk op een rustige maar doelmatige manier en verdoe geen tijd met zoeken en rommelen.
Wanneer inspecteren?
De ideale omstandigheden om een bijenkast te inspecteren zijn droog, windstil weer bij een temperatuur boven 18°C. Als er dan dracht is, zijn de vliegbijen weg en is het makkelijker werken aan de kast. In drachtarme periodes (tussen midden juli en september) is het beter om ’s morgens vroeg of kort voor zonsondergang te werken. Dat voorkomt roverij*, waarbij bijen de honing van zwakkere volken stelen.
Werkvolgorde van een standaardcontrole
VOORBEREIDING:
Steek de beroker aan. Breng een paar pufjes aan in de vliegopening (figuur A) en boven de bodemplank. Wacht een 2-tal minuten. Leg ondertussen je benodigde materiaal klaar: kastbeitel, ratenbakje, veger en koninginnenclip zijn onontbeerlijk. Afhankelijk van de acties die je zal ondernemen, kun je ook waswafelramen, opgebouwde wasramen, voeding, koninginnenrooster, vulblokken* of extra rompen nodig hebben.
OPEN DE KAST:
Neem het deksel weg en leg het omgekeerd op een laag tafeltje. Sla de doorzichtige folie terug of til de dekplank op door deze met de kastbeitel los te wrikken (figuur B). Controleer aan de onderzijde of de koningin hier niet op zit (figuur C). Leg de dekplank op het deksel. Zet straks de romp op deze dekplank als je de 2de romp wil inspecteren. Dit voorkomt dat bijen vanaf onderen de romp verlaten. Breng een paar pufjes rook boven de ramen aan. Hiermee voorkom je dat de bijen opvliegen.
INSPECTEER DE RAMEN IN DE EERSTE ROMP
- Maak een eerste raampje los met de kastbeitel. Neem hiervoor het tweede raam langs de buitenzijde. De kans dat de koningin zich hierop bevindt, is klein en je zult de bijen minder over elkaar laten rollen dan wanneer je met het buitenste raam zou beginnen. Als er een lege waswafel of vulblok* aan de buitenzijde zit, kan je ervoor kiezen deze er als eerste uit te nemen. Pak het raam met beide handen bij de oren vast en til het voorzichtig vertikaal omhoog zonder bijen te pletten.
- Controleer het raam eerst aan de ene zijde. Ga met je rug naar de zon staan zodat je beter in de cellen kunt kijken.
- Om het raam aan de andere zijde te kunnen bekijken, dien je deze op een goede manier om te draaien. Hierbij is belangrijk dat je bewegingen langzaam en weloverwogen zijn om de bijen zo min mogelijk te storen en ervoor te zorgen dat honing niet uit de cellen gaat druppen. Draai het raam om als volgt nadat je de ene zijde hebt bekeken (figuren A en B). Til je rechterhand omhoog zodat het raam vertikaal komt te staan. Draai het raam dan om als de bladzijde van een boek door met je duimen het raam naar achteren te zwaaien. Til hierna je linkerhand omhoog om het raam opnieuw horizontaal te krijgen (figuur C). Inspecteer op dezelfde manier de achterzijde van het raam.
- Draai het raam in een omgekeerde beweging terug om en hang het in het ratenbakje. Plaats nooit ramen of rompen op de grond. Inspecteer het buitenste raam op dezelfde manier als hierboven beschreven en plaats dit terug op zijn plaats in de romp. Door de ruimte op de plaats van raam 2, kunnen volgende ramen makkelijker losgemaakt en gecontroleerd worden. Neem raam 3 voorzichtig uit het volk en plaats het na inspectie terug op plaats 2. Zo heb je telkens voldoende ruimte om de ramen uit de kast te halen zonder bijen te pletten.
- Werk je zo door de kast heen. Als de bijen hun kopjes tussen de ramen uitsteken, blaas je nog wat rook over de ramen om ze terug naar beneden te drijven. Tracht goed bij te houden op hoeveel ramen je broed, honing of stuifmeel zag en tracht de koningin terug te vinden. Als je eitjes ziet, mag je ervan uit gaan dat het met de koningin in orde zal zijn, ook al heeft ze zich voor jou verstopt tijdens de inspectie. Als je het laatste raam hebt gecontroleerd, plaats je dit op de laatste plaats terug. Plaats één voor één alle ramen op hun oorspronkelijke plaats terug. Op de voorlaatste plaats breng je het raam dat in je ratenbakje zit. Doe dit op een rustige manier zodat je geen bijen (of de koningin!) plet. Krab eventuele wildbouw* bovenop de raten weg met behulp van je kastbeitel.
INSPECTEER DE RAMEN IN DE OVERIGE ROMPEN
Als je kast uit 2 rompen bestaat, wrik je de bovenste romp met je kastbeitel los en plaats je deze bovenop het omgekeerde deksel waar ook je dekplank op ligt. Controleer de ramen net als in de bovenste romp. Drijf de bijen in de onderste romp naar beneden en krab eventuele wildbouw* weg (figuur D). Plaats de verplaatste bovenste romp terug op de onderste en tracht hierbij geen bijen te pletten.
SLUIT DE KAST
Neem de dekplank uit het deksel en verwijder ook hier mogelijke wildbouw* met de kastbeitel. Plaats de dekplank voorzichtig op de kast. Als je folie gebruikt, vouw je deze terug op de kast. Tracht ook hier geen bijen te pletten.
Plaats het deksel terug op de kast (figuur E).
NOTEER JE WAARNEMINGEN
Vul de stamkaart aan (zie hieronder). Geef hierbij aan welke maatregelen je hebt genomen en wat de volgende keer dient te gebeuren.
Vul nauwgezet de stamkaart in
Het is verstandig om een logboek bij te houden van de voortgang en de activiteiten van je bijenvolk. Vooral in de eerste seizoenen helpt het maken van aantekeningen om te beseffen wat er juist op welk tijdstip moet gebeuren. Als je meerdere volken hebt, zal je merken dat elk volk zijn eigen persoonlijkheid heeft en net even anders aangepakt moet worden. Voor het noteren zijn veel verschillende invulkaarten voor handen. Wij opteren ervoor om de gegevens te linken aan de koningin en niet aan de kast. Hierdoor is de stamkaart een soort identiteitskaart van de koningin en dient deze samen met de koningin te verhuizen als ze naar een nieuwe kast wordt overgebracht. In de tabel vind je één mogelijke manier om je bevindingen en acties tijdens de controle nadien te noteren. Deze kaart is hieronder te downloaden. Je zult hier echter gaandeweg zelf in aanvoelen welke gegevens je best op papier zet om makkelijk aan je bijen te werken.
Mogelijke problemen die zich kunnen voordoen
- De bijen hebben veel moerdoppen* getrokken. Als de koningin plots verdwijnt of overlijdt, zullen de bijen veel redcellen* trekken. Dit doet het volk als laatste redmiddel om een nieuwe koningin op te kweken. Je kunt hier de natuur zijn gang laten gaan (als de nieuwe koningin nog kan bevrucht worden) ofwel alle redcellen breken (wees zeker dat je er geen over het hoofd ziet!) en een nieuwe koningin introduceren. Als er echter wel nog een koningin aanwezig is en je vindt veel moerdoppen (typisch aan de onderkant van de ramen), is het volk in zwermstemming*. Je kunt op dit moment overwegen om afleggers* te maken zodat de nieuwe volken moerloos* zijn en gedwongen worden om een koningin uit een zwermdop* te accepteren. Een andere techniek is om alle moerdoppen* te breken, zodat er geen nieuwe koninginnen ontstaan. Als je echter een enkele cel mist, zal het zwermrijpe volk toch gewoon zijn gang gaan.
- Ik vind de koningin niet. Zoek naar aanwijzingen. Zijn er eitjes te zien en er zijn geen zwermdoppen aanwezig? Dan is er zeker een koningin in het volk. Als je zeker bent dat de kolonie geen koningin meer heeft, kun je 2 dingen doen: de kolonie zijn eigen koningin laten grootbrengen (kan enkel vóór augustus aangezien ze hierna niet meer kan bevrucht worden door de afwezigheid van darren op dat moment) of een nieuwe (bevruchte) moer in de kolonie introduceren.
- Er is weinig broed aanwezig. Een snelle inspectie van de raten kan al een paar aanwijzingen geven. Als er broed aanwezig is, is het ook gezond? Is er een koningin aanwezig en is ze productief genoeg om het volk te onderhouden? Zo niet, dan moet er een nieuwe koningin geïntroduceerd worden. Als je geen koningin kan vinden binnen 3 of 4 dagen, kan je het volk helpen door een raam (eventueel 2 ramen) met verzegeld of uitlopend broed toe te voegen. Zelfs na deze handelingen, heeft een verzwakt volk extra broed en voedselvoorraden van andere volken nodig. Als dit niet mogelijk is en het volk is er slecht aan toe, zal dit volk moeten samengevoegd worden met een ander volk. Verzeker je ervan dat het volk niet ziek (kalkbroed*, Amerikaans Vuilbroed*, overmatig veel varroamijten*) of darrenbroedig* is. Anders kan je het volk beter gewoon opdoeken.
- Er is wildbouw* in mijn bijenkast. Deze moet voorzichtig verwijderd worden. Blaas er rook overheen en veeg resterende bijen met een veger weg. Snij de raat met de kastbeitel los en verwijder hem. Wees voorzichtig, want er kan een leggende moer op zitten! Indien in de wildbouw reeds veel broed aangemaakt is, kan je het stuk raat vastzetten in een raampje met een aantal elastieken en zo teruggeven aan het volk.
- Er zijn meerdere eitjes per cel aanwezig. Het kan uitzonderlijk voorkomen dat een nieuwe jonge koningin meerdere eitjes per cel legt, bij wijze van oefening in het leggen. In de meeste gevallen is het volk echter haar koningin kwijt en zijn sommige werksters eitjes beginnen leggen. Doordat deze eitjes onbevrucht zijn, komen hier enkel darren uit. Het volk is darrenbroedig* en heeft dus geen toekomst. Een jonge koningin introduceren is hier geen oplossing. Deze zal door de leggende werksters nooit geaccepteerd worden. Je kunt proberen deze eileggende werksters uit het volk te verwijderen door op de plaats van het volk een nieuwe kast te plaatsen met hierin een nieuwe (bij voorkeur bevruchte) koningin in een kooitje afgesloten met suikerdeeg. Ideaal klop je hier ook enkele ramen af met jonge bijen uit een ander volk. De oude kast zet je op een afstand waarna de meeste foerageerbijen* naar de nieuwe kast op de oorspronkelijke locatie terugvliegen. De eileggende bijen blijven dan in de oude kast. Deze methode is echter geen garantie op succes en overweeg op voorhand of het volk nog de moeite waard is om te redden.
Werkzaamheden van voorjaar tot winter
VOORJAARSINSPECTIE (MAART)
Pas bij een buitentemperatuur van 15°C of hoger en bij rustig weer kan een volk kort worden gestoord. Is de koningin nog in leven? Door het middelste (met bijen bezette) raampje te lichten, is te zien of er broed aanwezig is. Komt er al stuifmeel binnen? Als er afgeknaagde celdekseltjes op de bodemplank liggen, is er wellicht broed aanwezig. Door de toenemende broedactiviteit zal het voerverbruik sterk toenemen en vooral bij plotseling invallende koude is de energiebehoefte bijzonder hoog. Schat hiervoor de hoeveelheid voer in dat nog aanwezig is in het volk. Een volk op 1 broedkamer moet 6 kg voer hebben bij de uitwintering; voor een volk op 2 broedbakken is dat 10 kg. Zowel een te ruime als te krappe voerreserve is ongunstig voor de bijen. Een teveel aan voer belemmert de uitbreiding van het broednest. Neem daarom overtollige voerramen liever weg. Dit komt echter niet vaak voor aangezien de bijen tijdens de winter meestal enkele ramen leeggegeten zullen hebben. Bij extreem weinig voer (minder dan 3 ramen in drachtloze periode of bij aanhoudend slecht weer) hang je enkele reservevoerramen tegen de buitenkant van het broednest. Als je dit niet hebt, kun je ook een pak suikerdeeg op de dekplank leggen. Breng in de plastiek een opening aan die je ter hoogte van de opening in de dekplank legt. Zo kunnen de bijen deze voeding naar behoefte opnemen.
DE GROEI VAN HET VOLK ONDERSTEUNEN (APRIL – JUNI)
Als je volk op 1 bak (Simplex) goed uit de winter komt, moet je het met tijd meer ruimte geven. Geef de bijen niet te vroeg extra ruimte, want onbenutte kastruimte is nadelig voor de warmtehuishouding. Ben je echter te laat, dan is de zwermneiging niet meer te stoppen. Meestal wordt een extra broedkamer gegeven in april, als de lentedracht een explosieve groei van het volk tot gevolg heeft. Geef een tweede broedbak (met waswafels) als alle ramen goed bezet zijn. Hang eventueel 2 broedramen uit het broednest naar boven om de bijen naar boven te ‘trekken’. Vul de ruimte beneden in met opgebouwde ramen aan de buitenzijde van het broednest. Als het broednest te ver uit het midden ligt, tracht het dan naar het midden te brengen door ramen om te hangen. Als een volk te sterk verzwakt is, verenig het met een sterker volk.
In april wordt meestal een honingkamer op het volk geplaatst. Dit is ruim voor het hoogtepunt van de lentedracht, anders ‘verstopt’ de broedkamer door binnengebrachte honing. Dit zou ook de zwermstemming verhogen, aangezien de koningin steeds minder leg-mogelijkheden krijgt. Breng op de broedbak een moerrooster aan waarboven je de honingkamer plaatst. Je kunt hierin enkel waswafels hangen of een combinatie van waswafels met reeds uitgebouwde wasraten. Normaal bouwen de bijen in deze periode van het jaar vlot de waswafels uit. Het kan gebeuren dat de bijen deze honingbak niet makkelijk innemen. Je kan hiervoor enkele broedramen in de honingbak hangen waardoor de bijen gedwongen naar boven gaan om het broed te verzorgen en warm te houden. Dit wordt echter afgeraden doordat op deze manier wintervoer (suiker) in de honingbak terecht komt. Bovendien is het nadelig voor de warmtehuishouding van het broednest.
ZWERMREGULERING (APRIL – JUNI)
Let steeds op aanwijzingen voor zwermen, vooral in de maanden april, mei en juni. Verwijder bij elke controle de speeldopjes* en zwermcellen*. In de bovenste afbeelding zie je een opengemaakte zwermcel waar net een eitje was in gelegd. Om zeker geen enkele dop over het hoofd te zien, dien je de bijen van het raam af te kloppen. Verwijder de doppen om de 7 à 9 dagen. De gesloten zwermdoppen op de onderste afbeelding, zijn minimum 8 dagen oud. Vanaf het moment dat er een gesloten dop in het volk aanwezig is, kan het volk beslissen om te zwermen. Daarom dien je elke 7 à 9 dagen een grondige controle uit te voeren. Dit is echter geen definitieve oplossing eens het volk in zwermstemming* is gekomen. Om deze danig af te remmen, dien je een kunstzwerm* of een aflegger* te maken. Dan wordt de koningin weggenomen en samen met enkele ramen broed, bijen, voer en stuifmeel in een andere kast geplaatst. Het moerloos gemaakte volk zet redcellen* aan op jonge werksterlarfjes om op deze manier een nieuwe koningin te kweken. Als je echter geen volksvermeerdering wil, kan je ook de broedbeperking toepassen dat zwermverhinderend werkt. Hiervoor kan je terecht bij de brochure “Imkeren met beperkte broedruimte” van Honeybee Valley. Je kan natuurlijk ook opteren het volk te laten zwermen, in de hoop dat je de zwerm nadien kan recupereren.
HONINGOVERSCHOT WEGNEMEN (JULI)
In juli wordt de laatste honing geoogst en begint de inwintering. Het volk wordt kleiner, dus zorg ervoor dat de bijen niet meer ruimte hebben dan nodig is. Het spaart energie en geeft de wasmot* minder kansen. Als een raam 80% of meer verzegelde honingcellen bevat, kan dat raam geoogst worden. Maak dergelijke ramen daags voordien bijenvrij d.m.v. de bijenuitlaat of bijendrijver* of de dag van het slingeren zelf door ze af te stoten boven de broedkamer. Doe dit door het raam stevig vast te houden met de ene hand en met de andere hand kordaat te kloppen zodat in een paar slagen de meeste bijen zijn afgeschud. De laatste hardnekkige bijen veeg je van de raten met een veger. Berg de ramen op in een bijendichte transportbak. Verwijder de bijen uit de leeggemaakte honingkamer en berg deze op. De honing kan nu geoogst worden in het slingerlokaal.
Hoeveel nu juist bijvoederen? Bijvoorbeeld: een bijenvolk bezit na het honingslingeren nog 2 volle honingramen in het broednest. Hoeveel wintervoeding dient te worden toegevoegd?
Eén vol honingraam (Simplex) weegt 2 kg, maar na indikken door de bijen en het verdampen van 20% vocht, bevat dit raam 1,6 kg droge stof of suiker. Het volk heeft 12 kg wintervoer nodig wat betekent dat nog 8,8 kg droge suiker (=12 kg - 3,2 kg) moet toegediend worden. In de vorm van 3:2 suikersiroop voeder je het volk met 11 l; in de vorm van honing komt dit op 11 kg onverdunde honing.
INWINTERING (JULI – AUGUSTUS)
Onmiddellijk na de laatste honingoogst wordt begonnen met het geven van wintervoer. Afhankelijk van de laatste dracht, is dit in de maand juli, waarbij ten laatste half augustus de inwintering dient gefinaliseerd te zijn. Het stockeren van dit wintervoer gebeurt best door zomerbijen zodat de winterbijen fit genoeg blijven om de lange winter te overleven. Een volk op 1 bak (Simplex) moet over ± 12 kg voer beschikken. Voordat wordt ingewinterd moet de imker schatten hoeveel honing nog in een volk aanwezig is en de ontbrekende hoeveelheid met suikersiroop of honing aanvullen. Winter in door te voederen met een suikersiroop in een verhouding 3:2 waarbij je dus 3 kg suiker toevoegt aan 2 l water. Belangrijk is dat 5 l van deze suikersiroop uiteindelijk 4 kg suiker (of droge stof) bevat. Dat betekent dat als een volk zonder enige voeding over 12 kg voer moet beschikken om goed door de winter te komen, het 15 l suikersiroop dient te krijgen om finaal 12 kg voer over te houden. Als je ervoor kiest om pure honing te voederen i.p.v. suikersiroop, dien je aan een voerloos volk 15 kg honing toe. Doordat tot 20% van het toegediende voer door de bijen wordt verdampt, hou je finaal toch 12 kg droog voer over. Het voederen gebeurt idealiter verspreid over een aantal keren zodat de bijen plaats overhouden voor het broed en de winterzit. Controleer in september-oktober nog de hoeveelheid aanwezige voeding, aangezien soms kasten in die periode worden beroofd.
VARROABESTRIJDING
Jammer genoeg kan in Vlaanderen niet meer geïmkerd worden zonder iets te ondernemen tegen de varroamijt*. Informatie over de verschillende mogelijkheden hierin kan je terugvinden in brochures van Honeybee Valley: “Broedloze fase”, “Veilig varroa bestrijden en materiaal desinfecteren met organische zuren” en “Geneesmiddelen tegen varroase en diergeneeskundige begeleiding”.
WOORDENBOEK
Aflegger: Gedeelte van een bijenvolk dat van een bestaand bijenvolk wordt afgescheiden. Zo onderscheidt men broedafleggers met broed waar de bijen via een redcel een nieuwe koningin maken, en tussenafleggers waarbij de haalbijen van de koningin worden gescheiden.
Amerikaans vuilbroed: Broedziekte veroorzaakt door de bacterie Paenibacillus larvae. De sporen komen met de voeding in de larve, waar een snelle ontwikkeling en groei plaatsvindt. Meldingsplichtige bijenziekte met zeer groot infectiegevaar.
Bijendrijver of bijenuitlaat: Toestelletje dat je in een plank monteert en onder de honingzolder legt. De bijen kunnen langs de bijenuitlaat naar het broednest, maar ze kunnen niet meer terug. Als dit daags voor het slingeren wordt geplaatst, is de honingzolder op de dag van het slingeren bijenvrij.
Darrenbroed: Alle onvolwassen stadia van de darren (mannelijke bijen), nl. eitjes, larven en poppen. Deze groeien in licht grotere cellen dan werksterbijen. De cellen met darrenpoppen vertonen een hoger en boller wasdekseltje waardoor je deze cellen makkelijk herkent.
Darrenbroedig: Ofwel koningin die onbevruchte eitjes, dus darreneitjes, legt, ofwel werksters die in een volk eitjes leggen die zich enkel tot darren kunnen ontwikkelen aangezien deze onbevrucht zijn.
Drachtgebied: De omgeving van enkele kilometers rond een bijenkast die voor de voeding van het volk kan dienen. Een goed aanbod aan planten die veel nectar en/of stuifmeel leveren gedurende het ganse bijenseizoen is cruciaal voor de ontwikkeling en overleving van het volk.
Gesloten broed: Poppen die door wasdekseltjes zijn afgesloten om te kunnen ontwikkelen tot volwassen bij.
Haalbijen/foerageerbijen: Werkbijen die buiten de kast werken en nectar, stuifmeel, water en propolis halen.
Kalkbroed: Broedziekte veroorzaakt door de schimmel Ascosphaera apis. De sporen komen voornamelijk in het voorjaar via het voedsel in de larve terecht. In de darm ontkiemen de sporen die nadien de gehele larve innemen. In eerste instantie verhardt de larve in een kalkwitte mumie die na sporenvorming grijs of zwart kan kleuren.
Kunstzwerm: Een deel van de bijen van een volk samen met de oude of nieuw toegevoegde koningin.
Moerloos: Een bijenvolk zonder koningin, maar wel nog met open broed. Het volk kan uit dit broed nog een nieuwe koningin maken door redcellen te trekken. Een volk is hopeloos moerloos als er noch een koningin noch open broed aanwezig is. Zonder ingrepen van de imker is dit volk verloren.
Open broed: De eitjes en larven van bijen die nog niet verzegeld zijn. Dit betekent dat de cel waar dit eitje of deze larve zich in bevindt, nog niet werd afgesloten met een laagje was. Na deze verzegeling vindt de verpopping plaats tot volwassen bij.
Productievolk: Een groot bijenvolk dat door bepaalde ingrepen van de imker kan worden ingezet voor honingproductie, bestuiving of het produceren van afleggers of kunstzwermen.
Propolis: Een plakkerig, harsachtig materiaal dat bijen uit bomen en planten verzamelen en gebruiken om spleten te dichten, scheurtjes te repareren en raten te versterken. Het heeft antibacteriële eigenschappen.
Redcel: Als een koningin plotseling overlijdt (of verdwijnt), zullen een aantal larven die als werkbijen bedoeld waren alsnog volop koninginnengelei krijgen. De horizontale cellen van die larfjes worden dan verder verticaal tot moerdoppen uitgebouwd. Deze worden redcellen genoemd. Een volk dat ineens de koningin mist, zal meestal meerdere redcellen aanmaken. Hierdoor zal zo’n volk wellicht ook gaan zwermen terwijl de oorzaak dus niets met zwermlust te maken heeft.
Roverij: Andere bijen of insecten die honing van een volk stelen, vooral tijdens drachtloze perioden en meestal van zwakkere volken.
Speeldop: Een speeldop lijkt op de start van een zwermcel, maar wordt niet als zodanig voltooid. Het heeft een ronde vorm terwijl de cel ondiep is. Ze wordt niet geheel gesloten en de koningin legt er geen eitje in. Speeldoppen worden meestal langs de randen van de raat gebouwd. Zolang ze niet belegd worden, is er geen reden tot paniek. Zodra een belegde speeldop wordt gevonden, controleer je best alle ramen en verwijder je de doppen om zwermen te controleren.
Varroamijt: De mijt Varroa destructor die parasiteert op volwassen bijen en poppen.
Varroaresistentie: In veel selectieprogramma’s binnen de imkerij worden koninginnen gescoord op varroaresistentie. Deze volken hebben bepaalde eigenschappen ontwikkeld waardoor ze de parasieten kunnen onderdrukken. Hier kunnen verschillende biologische processen aan de oorsprong van liggen.
Vulblok: Een raam dat aan beide kanten is dichtgemaakt met hout of polystyreen. Het wordt gebruikt om een open plaats op te vullen en zo wildbouw te vermijden. Ze worden vaak gebruikt voor het inwinteren van kleine volkjes in te grote kasten.
Wasmot: De larven van de mot Galleria mellonella hebben behoefte aan eiwitten, die worden aangetroffen in het stuifmeel, de ontlasting van de bijenlarven en de pophuidjes. Ze maken gangen door de broed- en stuifmeelcellen en beschermen zich door spinsel. Deze motten komen vrij veel voor in verlaten bijenkasten.
Wildbouw/warbouw: Iedere ruimte in een bijenkast groter dan 9 mm wordt volgebouwd met wasraat. Dit bemoeilijkt het controleren van de wasraten.
Zwermdop/zwermcel/moerdop: Speciale langere cel waarin de koningin wordt grootgebracht. Meestal 2,5 cm of langer: bijna 1 cm breed en vertikaal aan de raat hangend, klassiek tussen de ramen of aan de onderkant van een raam.
Zwermstemming: Het proces van zwermen waarbij de koningin samen met de helft van de werksters en een paar darren het volk verlaat om een nieuw volk te stichten, komt op gang door ruimtegebrek, de aanwezigheid van veel jonge bijen of de verlaagde aanwezigheid van koninginnenferomonen. De voorbereiding van het zwermproces kan je merken aan verschillende gedragingen, o.a. het aanzetten van speeldopjes, het bouwen van darrenraat, stoppen met bouwen van nieuwe raat en het bouwen van zwermcellen.
Samengevat
Laat de natuur zoveel mogelijk haar gang gaan, volg het volk in zijn ontwikkeling, observeer goed en leer omgaan met bijen.
Imkeren is de laatste jaren heel populair geworden in Vlaanderen. En welke imker zal ontkennen dat hij/zij smelt bij de aanblik van grote bedrijvigheid in en rond zijn/haar bijenkast? Meer en meer mensen willen terug een band voelen met de natuur en daar zijn bijtjes uitermate voor geschikt. Met een enthousiaste ervaren imker in de buurt die met veel plezier nieuwe jongelingen introduceert, heb je jezelf voor je het weet ingeschreven in een beginnerscursus. Als een voortreffelijke leerling heb je je goed geïnformeerd en heb je alle mogelijke bijenboeken gelezen die je maar kunt vastkrijgen. Je hebt het drachtgebied grondig onderzocht en hebt een aantal bijvriendelijke planten aangeplant om zo een betere omgeving te creëren voor je bijen. Je hebt het nodige materiaal aangeschaft en je hebt perfect in je hoofd hoe je het volk gaat opvolgen en voederen. Eindelijk komt dan het langverwachte bijenvolkje in je tuin en kan je je bucketlist weer inkorten. Maar al snel merk je dat die bijen niet altijd doen wat er in de boekjes staat. De raadgevingen van de ene imker komen niet altijd overeen met die van een ander en dan blijkt dat die hobby toch meer tijd inneemt dan je had verwacht. Tracht de eerste jaren van je imkeren goed te observeren en vooral te leren van je bijen. Laat het zwaardere werk zoals koninginnenteelt nog even aan ervaren rotten in het vak over en tracht de ontwikkeling van je bijen goed op te volgen. Leren van de bijen zal je uiteindelijk altijd blijven doen, want ze zullen je steeds blijven verbazen.
Auteur |
dr. Ellen Danneels |
Redactie |
dr. Ellen Danneels |
Nazicht wetenschap en taal |
prof. Octaaf Van Laere, Dries Laget, Mikalaï Khalenkow, Ghislain De Roeck, Kris Baert, Ward Bijl |
Foto's |
Gert Arijs, dr. Ellen Danneels, Hassan Karam |
Lay-Out |
dr. Ellen Danneels |
Verdere ondersteuning |
Bernadette Rotthier |
Coördinatie |
prof. Dirk de Graaf |
Vernantwoordelijke uitgever |
Honeybee Valley |
Digitale versie |
Download pdf |